De stad Genk
Welkom in Limburg!
Algemene omschrijving
Genk is een stad in de Belgische provincie Limburg en is de hoofdplaats van het kieskanton en het gerechtelijk kanton Genk. De stad telt ruim 64.000 inwoners en is een van de belangrijkste industriële steden van Vlaanderen. Dit, in het verleden met name door de aanwezigheid van drie steenkoolmijnen en tegenwoordig door haar ligging aan de autosnelweg E314 en het Albertkanaal. Genk verwierf pas in het jaar 2000 de titel van stad. Het grenst in het zuidwesten aan Hasselt.
Genk kende door het mijnverleden verschillende immigratiegolven (eerst uit Polen en Oekraïne, daarna uit Italië en nog later uit Turkije en Marokko). Hierdoor is ongeveer een derde van de burgers van allochtone afkomst. De Italiaanse gemeenschap is de grootste en omvat zowat 10.000 personen. In Genk zijn in totaal zo'n 85 verschillende nationaliteiten terug te vinden. Dit alles maakt van Genk een multiculturele stad. De meeste Genkenaren zijn daarmee opgegroeid en hebben hier weinig problemen mee. Inwoners van vooral gemeenten zonder mijnverleden bekijken het negatiever en praten over Genk als migrantenstad.
Genk is de industriële hoofdstad van Limburg. De stad bezit het grootste industrieterrein in het binnenland en is een belangrijk centrum van handel, onderwijs en toerisme. De E314 Antwerpen-Aken loopt in het noorden door de gemeente. In het zuiden van Genk ligt het Albertkanaal met kolenhaven. Ongeveer de helft van de gemeente ligt op het laagplateau van de Kempen, het andere deel is ingesneden door de Stiemer en de Dorpsbeek. Ondanks de verstedelijking bleven er voldoende heidevlaktes, bossen, duinen en vennen voor een aantrekkelijke toeristische gemeente.
De topvoetbalclub KRC Genk is een sprekend voorbeeld van de geslaagde multiculturele samenleving te Genk en bij uitbreiding heel Limburg. © Het Nieuwsblad, Belgin Özgünes.
Geschiedenis
Vondsten bewijzen dat Genk in de steentijd bewoond was. Sporen van Romeinse bewoning werden niet gevonden. Bij de bron van de Stiemer ontdekte men vroeg-Frankische brandgraven met urnen en verkoolde resten. Genk werd in de 8e eeuw vanuit de abdij van Munsterbilzen gekerstend en behoorde vermoedelijk al in de 11e eeuw tot het graafschap Loon. Genk bestond in de Frankische tijd uit zes nederzettingen: Genk, Winterslag, Langerlo-Camerlo, Gelieren, Waterschei en Sledderlo-Terboekt. In het centrale Genk stond de eerste houten kapel. De zes woonkernen hadden in de 15e eeuw ieder een "burgemeester", die de belasting inde. De zes burgemeesters namen gezamenlijk beslissingen van financiële en bestuurlijke aard. Ze moesten ook bijdragen aan de oorlogsschat, een belasting die door de bezettende legers aan de gemeente opgelegd werd. Genk kreeg zijn definitieve grenzen door een jaarkeur van 1312 van de graaf van Loon. In 1347 werd voor Genk-Zutendaal een schepenbank geïnstalleerd. De drossaard van Stockem stelde de rechter aan. De graaf van Loon had het begevingsrecht van de drie kerken As, Genk en Zutendaal. In 1304 schonk hij het begevingsrecht over Zutendaal aan de abdij van Averbode. Voor de 11e eeuw behoorde dat recht aan de abdis van Munsterbilzen toe. In 1366 werd het graafschap Loon definitief ingepalmd door het prinsbisdom Luik, waarvan Loon een leengoed was.
Genk was een landbouwgemeente. Het dorp en de vijf gehuchten werden herhaaldelijk door vreemde troepen leeggeplunderd, platgebrand of gebrandschat. Daarom richtte Genk in de tweede helft van de 16e eeuw schansen in. Het prinsbisdom verplichtte de bewoners van de dorpen zichzelf te verdedigen door schutten of gewapende "huyslieden". In een veldslag van Noord- en Midden-Loon tegen de Lotharingers in 1648 verloren de "huyslieden" meer dan 360 man, 42 van hen waren Genkenaren. Tijdens de Franse Revolutie werden de schutterijen afgeschaft, maar in 1833 werden verschillende schutterijen heropgericht. In Genk zijn er nu zeven verenigingen. Slechts een van de schansen is bewaard: een kleine schans in Waterschei. Toen Genk in 1753 een eigen heer kreeg, de Grady de Groenendael, benoemde deze zijn eigen drossaard. Genk had in de 18e eeuw veel last van moordbendes en bokkenrijders. De bijnaam Heilig Genk is waarschijnlijk in verband te brengen met gebeurtenissen tijdens de Franse Revolutie, toen de Genkenaren hun priesters beschermden en onderdak boden. Ze haalden in het geheim twee van de vier kerkklokken uit de kerktoren en begroeven ze. De twee andere klokken werden door de Fransen geroofd. In die tijd zou het gezegde "wie met klokken schiet, wint de oorlog niet" ontstaan zijn.
Genk had ooit acht watermolens en een windmolen. Eén watermolen was een grafelijke banmolen, dit wil zeggen dat de mensen in het rechtsgebied van die graaf alleen in die molen graan mochten laten malen. De molen bestaat nog gedeeltelijk. Eén olieslagmolen is overgebleven. Bij de kerk stond een banbrouwerij.
Het dorp Genk had samen met zijn vele gehuchten in 1900 maar 2437 inwoners. Omstreeks 1900 werden er veel villa's, pensions en hotels gebouwd voor de rijke burgerij van Brussel en Antwerpen. In 1901 ontdekte André Dumont steenkolen in As. Er kwamen drie mijnen op Genker grondgebied. Waalse en Franse maatschappijen kochten grond. Vanaf 19017 begonnen de afgravingen voor de mijnschachten. Veel arbeiders konden dicht bij hun werk komen wonen in voor die tijd zeer comfortabele omstandigheden. Ze hadden elektriciteit en waterleiding in nieuwse tuinwijken. In Winterslag werd in 1914 de kolenlaag bereikt. In 1917 starttede productie. Waterschei volgde in 1924 en in 1925 kwam ook de Luikse vestiging in Zwartberg klaar. De plaatsnaam Zwartberg is een kadastrale benaming. In 1930 begon men met het graven van het Albertkanaal. Dat zou dienen voor het vervoer van kolen uit het Kempische bekken naar Luik en als verdedigingslijn tegen een eventuele Duitse inval. De kolenhaven kwam in 1939 klaar.
De snelle toename van de bevolking zorgde voor het onstaan van nieuwe parochies. Nu telt Genk twaalf katholieke parochies met eigen kerken, zes protestantse kerken, een Oekraïens-orthodoxe kerk, een Oekraïens-katholieke kerk van Byzantijnse ritus, een Grieks-orthodoxe kerk, en vier Turkse en drie Marokkaanse moskeeën. De steenkolencrisis beleefde een eerste hoogtepunt bij de felomstreden sluiting van de moderne mijn van Zwartberg in 1966. De besluiteloosheid van de regering en de vrees voor de sociale gevolgen voor 23.000 mijnwerkers rekten het bestaan van de verliesgevende mijnen tot in 1988. Genk beleefde in het begin van de jaren 1960 een tweede expansie door het aantrekken van enkele grote bedrijven en tientallen kmo's. De autofabriek van Ford is hiervan het bekendste voorbeeld. Na de mijnsluitingen kwamen meer en meer bedrijven zich op de twee grote industrieterreinen vestigen. Het centrum van Genk ontwikkelde zich tot een modern handelscentrum. Van de 63.786 inwoners waren er in 2007 bijna 30% van vreemde nationaliteit. Het zijn bijna uitsluitend migranten met hun families die in de drie steenkoolmijnen van Genk tewerkgesteld waren. In Genk leven meer dan 80 nationaliteiten.
Het openluchtmuseum van Bokrijk is ontegensprekelijk dé bezienswaardigheid van Genk (en Limburg).
Bezienswaardigheden
Ondanks de verstedelijking, mijnverleden en industrialisering is Genk er wonderwel in geslaagd om een groen imago te bewaren. Er bevinden zich immers nog grote natuurgebieden op het grondgebied van de stad en de verstedelijkte delen zien er door hun doorgedreven bebloeming en lange met bomen omzoomde lanen nog steeds landelijk uit.
In het centrum van Genk valt de modern-gotische Sint-Martinuskerk op. Deze kerk rust op een puinkegel en 348 betonnen palen. Omstreeks 800 stond hier een houten kapel, omstreeks 900 een stenen zaalkerkje en in 1000 een stenen kerkje met een koor, een schip en een hal. Omstreeks 1150 bouwde men met zware veldkeien een toren tegen deze constructie. Omstreeks 1175 werd de kapel omgebouwd tot een romaanse kerk met drie beuken. In de 13e, 14e, 15e en 16e eeuw werd de kerk gotisch uitgebreid. In 1850 bleek de kerk onherstelbaar en te klein. In 1858 bouwden de parochianen aan de oude toren een nieuwe kerk. Het was een driebeukige neogotische kerk naar het model van de oude kerk, maar dan groter. Bij vergissing bombardeerden de Amerikanen Genk op 2 oktober 1914, veertien dagen na de bevrijding. Een groot deel van het dorpscentrum werd vernield. Hierbij vielen 36 doden en 45 gewonden. De oorlog liet de oude toren intact, maar in 1945 werd hij met springladingen neergehaald. Toen werd de zware constructie van de 15e eeuw duidelijk. De nieuwe kerk werd gebouwd in 1952-1954 in een modern-gotische stijl, 40 m achter de vindplaats van de vorige kerken. Raf Mailleux maakte talrijke beelden voor deze kerk. De 16e-eeuwse Mechelse Onze-Lieve-Vrouw met Kind is afkomstig uit de vernielde kerk. In 1960 werd in de 64 m hoge toren een beiaard van 52 klokken geplaatst. Het is de eerste beiaard in Genk. Aan de voet van de heuvel voor de kerk staat sinds 1951 het indrukwekkende gedenkteken voor André Dumont. De beeldengroepen zijn van Harry Elström.
De Sint-Martinuskerk in het centrum van Genk.
Het oude gemeentehuis dat in 1877 gebouwd werd als gemeentehuis en school, werd in 1930 volledig vernieuwd en sindsdien uitsluitend als gemeentehuis gebruikt. Het nieuwe stadhuis, van 1980 huisvest naast de stedelijke diensten ook de muziekacademie en het cultuurcentrum. De bibliotheek werd in 2008 overgeplaatst naar nieuw gebouw, vlak voor het stadhuis. Tevens zal zich daar een volledig nieuw stadsplein ontwikkelen met woongelegenheden, winkels en horeca-voorzieningen. Het oude Sint-Jansziekenhuis van 1936, ten oosten van het centrum, zal plaats ruimen voor de welzijnscampus met onder meer het Wit-Gele Kruis, Heiderust en Herfstvreugde, twee rusthuizen van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). In het Schiepse bos bouwde het OCMW een nieuw Sint-Jansziekenhuis, dat in 1983 in gebruik genomen werd, en samenwerkt met de Katholieke Universiteit Leuven.
De Mijnwerker van Raf Mailleux op het kerkplein in Winterslag is meer dan levensgroot. Het beeld werd in 1990 onthuld. Een beeldhouwwerk van 1993 aan de Limburghal stelt een kruipende mijnwerker voor. Naast het gemeentehuis staat "de Cyclist" van Moniek Bleck: een soldaat van het regiment cyclisten, dat in de Slag der Zilveren Helmen bij Halen de Duitse ulanen een zware nederlaag toebracht.
In 1993 werd op de Centrumlaan het Euromonument onthuld, maar in 2006 verhuisde het naar de Hasseltweg-Jaarbeurslaan. Het monument is een 11 m hoge zuil, bekroond met een eikenblad. Het verbeeldt twee facetten van het moderne Genk: economische groeipool en groene stad. Het huidige restaurant Rembrandt-Oase aan het Zavelplein is een historisch gebouw. Het werd in 1844 opgericht als gemeentehuis en school en vervulde tot 1877 die dubbele functie. Getuigen uit een ver verleden zijn de 14e-eeuwse Banmolen aan de Molenvijver en de Slagmolen op de Stiemer, van 1523. Deze laatste werd in de vorige eeuw omgebouwd tot graanmolen en vakkundig gerestaureerd door de eigenaar. Hij wordt soms nog gebruikt om graan te malen. Sinds 1994 is hij beschermd.
De slagmolen op de Stiemer te Genk. Deze molen werd mooi gerestaureerd en is beschermd sinds 1994.
Graaf Arnold IV van Loon schonk in 1252 het domein Bucksenrake of Bokrijk, 514 ha, aan de vrouwenabdij van Herckenrode. De abdissen bouwden een hoeve, lieten vijvers uitgraven en plantten bomen in het domein. Tijdens de Frande Revolutie werd het goed verkocht. Tot 1890 kende het vele eigenaars. De familie Maris-Vanhese liet in 1890 het bouwvallige woongedeelte afbreken, maar spaarde de bijgebouwen. Op de plaats van de vroegere woning bouwden ze een neoclassicistisch kasteel dat ze echter niet konden voltooien. In 1896 verkochten ze het kasteel en het domein aan graaf de Meeus, die het afwerkte. Tot de Eerste Wereldoorlog baatte de graaf op het domein een ijzerwinning uit. Tijdens de oorlog verkocht hij het domein en het kasteel aan een Duits consortium. In 1919 legde de Belgische staat beslag op het eigendom en verkocht het in 1928 aan de Belgische Boerenbond. Het modellandbouwbedrijf mislukte door de economische crisis en het faillissement van de Boerenbond. In 1938 kocht de provincie Limburg het geheel. Gouverneur Roppe liet op het domein een Openluchtmuseum bouwen. Vanaf 1953 verzamelde dr. Jozef Weyns hier hoevetypes uit de Kempen en Haspengouw, gegroepeerd rond een driehoekig dorpsplein met een vierschaar. Het openluchtmuseum werd uitgebreid tot interprovinciaal Vlaams Streekmuseum. Hoewel het domein Bokrijk in 1947 als natuurlandschap beschermd was, liet het provinciebestuur hier in 1979 een stadswijk bouwen, de zogenaamde Oude Stad. Het is een verzameling van Vlaamse stedelijke architectuur, voornamelijk uit Antwerpen, van de late middeleeuwen tot de 19e eeuw. Het tweede domein, Staelen, werd door de graaf van Loon in leen geschonken aan de heren van Vogelsanck. Het was 80 ha groot en werd in 1440 beschreven als een onafhankelijk adellijk leengoed, een vol leen met een eigen laathof en afhankelijke laatgoederen. Het werd in de 14e eeuw Windecke genoemd. In moerassig terrein bij de Stiemerbeek bouwde men in de 14e eeuw een motte of vluchttoren op een kunstmatige heuvel omringd door water. In de 17e eeuw werd een ijskeldertje toegevoegd, en in 1970 werd de torenruïne gerestaureerd.
Het natuurgebied De Maten (zie ook Diepenbeek) is een van de oudste vogelreservaten van het land en werd in 1956 beschermd. De wilde pracht van het landschap trekt niet alleen veel watervogels aan maar ook veel wandelaars en schilders. In het Rijksdomein Kattevennen ten oosten van Genk-centrum staat een polyvalent sportcentrum. Op de kiosk van Kattevennen, de oudste kiosk van Genk-centrum van 1909, worden gelegenheidsconcerten gegeven. Binnenkort wordt deze plaats een van de toegangspoorten van het Nationaal Park Hoge Kempen. Ten zuiden van Genk-centrum ligt het natuurreservaat Melberg, waar tijdens de vakantiemaanden talrijke jeugdgroeperingen komen kamperen. Aan de toeristische weg die de drie Midden-Limburgse recreatiedomeinen Bokrijk, Hengelhoef en Kelchterhoef verbindt, ligt jeugdherberg De Roerdomp.
Van de vele kerken zijn er een paar zeer bezienswaardig. Architect A. Blomme bouwde de Heilig Hartkerk van Winterslag met breuksteen. Hij ontwierp ook de mooie tuinwijk van Winterslag naar de Engelse stijl van de jaren 1900-1910. De kerk met haar peervormige toren werd in 1923-1925 gebouwd in een verfijnde neoromaanse stijl. Het linkerzijaltaar dateert van 1651 en twee biechtstoelen met grote engelfiguren dateren uit de 18e en 19e eeuw. Een derde biechtstoel is vermoedelijk van het einde van de 19e eeuw. Van de vierde biechtstoel blijft alleen het Sint-Marcusbeeld over. Een Sint-Annabeeld dateert uit de 16e eeuw. Recent werden talrijke beelden bijgekocht. De brandglazen stellen de marteldood voor van Sint-Barbara, patrones van de mijnwerkers. Ze zijn voorzien van de wapenschilden van de baronnen Coppée, die de opdracht gaven om de kerk te bouwen. De baronnen Coppée waren in de 19e eeuw eigenaars van Waalse hoogovens en staalfabrieken en naderhand ook van kolenmijnen. In een nis aan de voorgevel van het kerkgebouw staat een levensgroot beeld van Sint-Barbara. Vlak bij de kerk doemen de grote onderwijsgebouwen op: Syntra en de Sint-Michielsschool.
De Christus Koningkerk te Genk (Waterschei).
De modern-gotische Christus Koningkerk van Waterschei, van 1934-1936, ontworpen door architect Voutquenne, is een driebeukige kruiskerk uit gele baksteen met arduin en een betonnen skelet. De gele steen was niet bestand tegen vorstschade en moest enkele keren gerestaureerd worden. Koor, altaren en beide ambonen zijn van rose en zwarte marmer. De doopvont, de beelden en de marmeren kansel komen uit het atelier van Maredsous. De glasramen stellen de kerkelijke hoogfeesten en het leven van Jezus voor.
Architect Henri Lacoste van Doornik bouwde de Sint-Albertuskerk van Zwartberg in 1939. De massieve westertoren vertoont een doorlopende lijn en heeft een schuin kerkdak en een aansluitende galerij naar de pastorie en het grondvlak. De Luikse mijneigenaars spaarden geen geld om een kerk te bouwen die in schoonheid kon wedijveren met de kerken van de andere mijnzetels. In de halfdonkere kerk prijkt een bronzen kandelaar, een 9 m hoge Sint-Barbaratoren en Venetiaanse glasmozaïek. In de mijtervormige vensters is Val-Saint-Lambert glas in beton gevat, een modern procédé voor die tijd. Later bleken de vensters onderhevig te zijn aan uitzetting en inkrimping, wat de glasramen beschadigde. Henri Lacoste ontwierp ook het altaar met ciborium, de beide ambonen en de grote doopvont.
De Sint-Albertuskerk te Zwartberg. De kerk wordt beschouwd als een van de indrukwekkendste "mijnkathedralen".
Uniek is de Oekraïens-orthodoxe kerk in de Hulshagenstraat toegewijd aan aartsengel Michaël. De kleine Oekraïens-orthodoxe gemeenschap in Genk begon in 1984 met de bouw van de kerk. Ir. architect Walgraeve ontwierp het gebouw en de gemeenschap bouwde de kerk met de financiële steun van de gemeente, provincie en sympathisanten. In 1986 werd de kerk plechtig gewijd en in gebruik genomen, twee jaar voor de herdenking van duizend jaar chrisdom in de Oekraïne. Het kruis van de centrale Byzantijnse toren is een sint-andreaskruis. In de kerk staat een prachtige iconostase, een wand met iconen tussen "wereldlijk" schip en "geestelijke altaarruimte". Naast de kerk staat het reuzegrote standbeeld van vorst Wolodimyr, die zijn volk liet kerstenen.
In Waterschei werd een oud logementshuis omgebouwd tot een Oekraïens-katholieke kerk van Byzantijnse ritus, gewijd aan Sint-Jan de Doper. Ook hier is een gelijkaardige iconostase te bewonderen.
In de kerk van de dominicanen Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans op de wijk Termien hangen twee grote schilderijen van de hand van Willy Minders. Ze stellen Sint-Dominicus en Sint-Thomas van Aquino voor. Raf Mailleux maakte diverse beelden voor deze kerk en Willy Minders schilderde de kruisweg. De kerk werd gebouwd in de oorlogsjaren en was in 1946 klaar, samen met het dominicanenklooster. Ze werd in 1956 een parochiekerk. De vele nieuwe woonwijken van Genk hebben een eigen kerk, die meestal een zaalkerk is. Een mooie, aan de nieuwe liturgische voorschriften aangepaste kerk, is die van de wijk Kolderbos-Langerlo. Het is de Maria Moeder van de Kerk, die dateert van 1982-1984. Het altaar staat midden van de kerk.
Langerlo is een heel oud gehucht van Genk, pal ten zuiden van het centrum. Oude langgestrekte boerderijen bevinden zich rond een driehoekig dorpsplein. Al in 1096 wordt de plaats Langele genoemd. Gravin Ida van Boulogne en haar drie zonen - onder wie Godfried van Bouillon - schonken de Munsterbilzense stiftkerk grond, hoeves, molens, tienden en rechten op lijfeigenen. Dit recht gold in achttien dorpen, waaronder Langerlo en Langele. Op het dorpsplein ligt een zestal duivelsstenen. Aan die stenen zijn verhalen over duivels, alvermannetjes en het spook Schoverik verbonden.
De duivelstenen van Langerlo, er zijn vele mythen verbonden aan deze stenen.
Het stedelijk museum en cultuurhuis Emile Van Doren is genoemd naar de landschapschilder Emile Van Doren (1865-1949). Van Doren reisde geregeld van Brussel naar Genk in het gezelschap van andere leden van "La Jeune Peinture Belge". Ook andere kunstenaars zochten het pittoreske Genk op. Zo spreekt men van de "Genker schilderschool". In 1891 kwam Van Doren voorgoed naar Genk. Hij trouwde hier en installeerde in het door hem verbouwde café Hôtel des Artistes zijn schildersatelier. In 1913 bouwde hij op een stuk grond van 1 ha Le Coin Perdu, een villa in Engelse landhuisstijl. Hij verbleef hier tot aan zijn dood in 1949. Zijn dochter Stephanie Van Doren stierf in 1959 en schonk de villa, de inboedel, het park en een zeventigtal schilderijen aan de gemeente Genk. Het was de uitdrukkelijke wens van haar vader dat de woning een cultuurhuis zou worden. In 1975 restaureerde de gemeente de villa en in 1976 ging ze als cultuurhuis open.
"Le Coin Perdu", de voormalige villa van kunstschilder Emile Van Doren, die hier leefde tot aan zijn dood in 1949. Momenteel is de villa ingericht als stadsmuseum, annex cultuurhuis.
In het 236 ha grote natuurgebied met daarin het 180 ha grote natuurgebied De Maten (zie ook Diepenbeek) aan de Slagmolenweg zijn twee leerpaden aangelegd. Vlakbij het centrum van Genk ligt het idyllische wandelpark van de Molenvijver, dat 15 ha groot is en unieke zonnewijzers heeft. Het natuurreservaat Melberg ten zuiden van het centrum is 65 ha groot met bos en heide, landduinen en kreupelhout. Het werd ingericht als jeugdkampeercentrum, wandel- en recreatiepark. In het Heempark Hoogzij-Gelieren staan allerlei kruiden en planten. De Jonge Economische Kamer van Genk bouwde in 1989-1990 in samenwerking met het gemeentebestuur in Kattevennen het Georama. Deze geologische tuin maakt de samenstelling van de Belgische bodem aanschouwelijk, met een mijnpijler ter hoogte van het carboontijdperk. Tegenover de geologische tuin staat het gebouw van de Limburgse Sterrenwacht, met een modern Planetarium van 1991. In 2007 kwam hier een van de toegangspoorten tot het Nationaal Park Hoge Kempen.
In juni 1988 opende Genk een Industriële Monumentenroute, in 1990 een Kapelletjesroute. Genk heeft een stedelijk vliegveld, een jachthaven, een sportcentrum en veel verenigingen.
Het oude mijngebouw van Winterslag werd zeer recent uitgebouwd tot het C-Minecomplex waarin zich een bioscoop bevindt. Ook het cultuurcentrum, de kunstacademie, een designcentrum en nieuwe woongelegenheden hebben er hun nieuwe stek gevonden. De nadruk ligt vooral op de creativiteit van de stad Genk.
Dit moet je gezien hebben