De hoofdstad Hasselt

 

Satellietfoto van de hoofdstad van Limburg, Hasselt.
ons land - focus


Welkom in Limburg!

Inleiding en bronvermelding
Algemene Geschiedenis
's Lands Glorie
Bezienswaardigheden
Home
           
banner
Vlag Limburg

Algemene omschrijving

Hasselt is de hoofdplaats van de Belgische provincie Limburg en telt ongeveer 73.000 inwoners. De stad is tevens de hoofdplaats van het kieskanton en de twee gerechtelijke kantons Hasselt. Hasselt is gelegen aan het Albertkanaal en de Demer, tussen de Kempen en Haspengouw, midden in de Euregio. De stad koos als wervende benaming "Hoofdstad van de Smaak", refererend aan zijn vele horecazaken en winkels.

De Grote Markt te Hasselt

De Grote Markt te Hasselt.

In Hasselt hebben begin 21e eeuw veel stadsvernieuwingsprojecten plaatsgevonden die de stad een nieuw gezicht hebben gegeven. Voorbeelden zijn de Groene Boulevard, het Kolonel Dusartplein met ondergrondse parking en de TT-wijk (Tweetorenwijk), die met de renovatie van flatgebouwen en de komst van grote winkelketens een enorme impuls kreeg. De vroegere volkswijk "de Beek", waarvan nog enkele opgeknapte huisjes zijn overgebleven, is daardoor uitgegroeid tot een tweede centrum. Hasselt is sinds 2005 het vierde handelscentrum van België; gelet op het aantal inwoners, relatief zelfs het grootste. Ook de uitbreiding van de Grenslandhallen met de Ethias Arena en Plopsa Indoor Hasselt gaf Hasselt meer uitstraling.

Op 1 februari 2005 werd de nieuwe Hasseltse gevangenis in gebruik genomen. Deze biedt plaats aan 450 gedetineerden en is zeer modern. De architecten hebben veel kunstzinnige details in hun architectuur verwerkt en voor het overige voor een minimalistisch design gekozen.

Op stapel staande en geplande projecten in de stad zijn onder andere de volledige vernieuwing van de Kanaalkom (project "Blauwe Boulevard"), de stationsomgeving en drie nieuwe overdekte zwembaden, waarvan één met Olympische afmetingen. In de stationsbuurt is ook een nieuw gerechtsgebouw in aanbouw zodat alle tot nu in de stad verspreide gerechtelijke diensten gecentraliseerd worden in één gebouw. Verder wordt in Limburg een elektrisch sneltramnet gepland, met centrum in Hasselt, om het openbaar vervoer in de provincie en haar hoofdstad te optimaliseren (Spartacusplan) en alzo met Maastricht te verbinden. Ook is er sprake van om de befaamde (mega-)discotheek Versuz te verhuizen naar de site van de Grenslandhallen. Deze verhuis stond reeds gepland voor midden 2010.

Medio 2011 krijgt de UHasselt, behalve haar bestaande campus in het naburige Diepenbeek, een campus in de stad aan de Martelarenlaan. De bestaande Oude Gevangenis wordt omgebouwd tot een nieuw faculteitsgebouw Rechten en er is een nieuw rectoraat in aanbouw aan de boulevard.

In 2005 is er een masterplan opgesteld, om in elke Hasseltse wijk tegen 2015-2016 een park of groenzone aan te leggen. Soms gaat het om volledig nieuwe zones, soms om de opwaardering van bestaand groen.

Sinds 1977 is Hasselt een fusiegemeente die naast Hasselt zelf nog uit de deelgemeenten Kermt, Kuringen, Sint-Lambrechts-Herk, Spalbeek, Stevoort, Stokrooie en Wimmertingen bestaat. Op het grondgebied van Hasselt liggen naast het centrum nog de gehuchten Godsheide in het oosten, Rapertingen in het zuidoosten en Kiewit in het noorden die nog niet met het stadscentrum zijn vergroeid. In de deelgemeente Kuringen liggen nog de gehuchten Sint-Jansheide, Schimpen en Tuilt. Door de uitbreiding van het stadscentrum zijn de volgende wijken en stadsdelen ontstaan:

Oude afbeelding van Hasselt in de periode 1600-1700

Oude afbeelding van Hasselt (17e-18e eeuw)

Geschiedenis

Hasselt ontstond omstreeks de 7e eeuw aan de Helbeek, een riviertje dat in het centrum van de stad in de Demer vloeit. Het was een van de Goede Steden van het vroegere graafschap Loon, waarvan de grenzen ongeveer samenvielen met de huidige provincie Limburg. In 1203 had de stad een munitio (versterking). Even later wordt Hasselt vernoemd als oppidium (een ontvoogd gebied met een stedelijk rechtsstatuut). Arnold IV, graaf van Loon, bekrachtigde de stadsrechten van Hasselt in 1232. Omstreeks 1281 werden versterkingen gebouwd. Omstreeks 1300 werd het centrum verlegd naar de Grote Markt en ontwikkelde zich een concentrisch stratenpatroon: Maastrichterstraat, een belangrijke aftakking van de handelsweg Brugge-Keulen, naar Maastrichterpoort, Kapelstraat en Diesterstraat naar Kuringerpoort, Hoogstraat en Demerstraat naar Kempische poort, Koning Albertstraat naar Nieuwpoort.

Nadat de stad omwald was, vestigden zich heel wat kloostergemeenschappen in Hasselt: de augustijnen in de 13e eeuw, de franciscanessen of witte nonnen van Sint-Catharinadal, de alexianen of cellenbroeders in 1483, de kapucijnen in 1616, de grauwzusters van Sint-Barbaradal in 1625, de minderbroeders in 1634 en de bonnefanten of kanunnikessen van het Heilig Graf in 1638. Het Begijnhof, dat omstreeks 1250 buiten de stadsmuren werd opgericht, werd na de verwoesting in 1567 naar de binnenstad overgebracht. In 1707 werd het aan de Demer gevestigd. De meeste religieuze instellingen hebben hun sporen achtergelaten in het bouwkundige erfgoed van de stad. Op de poorten na werd de vesting in 1705 gesloopt en vervangen door aarden wallen met dubbele bomenrij.

Vanaf het einde van de 13e eeuw werd de lakenweverij steeds belangrijker voor Hasselt. Zij bleef ruim twee eeuwen lang een bron van relatieve welvaart voor de stad. Het ambacht van de "laeckenmeikers" was met zijn tweehonderd meester-lakenwevers omstreeks 1540 veruit het grootste van de stad. Hier vonden ongeveer vijfhonderd mensen werk in de lakennijverheid. Borgloon was de officiële hoofdstad van het graafschap Loon. Hasselt groeide echter uit tot de belangrijkste stad, dankzij de nabije grafelijke burcht, de abdij van Herkenrode en de ligging van de stad aan de handelswegen. In 1366 palmde het prinsbisdom Luik het graafschap Loon in. Hasselt bleef in het voormalige graafschap de belangrijkste stad tot de aanhechting van het prinsbisdom bij Frankrijk in 1794. Een groot deel van het vroegere prinsbisdom maakte vanaf toen deel uit van het departement Neder-Maas waarvan Maastricht de hoofdstad werd. Na 1830 werd de naam Loon zonder enige valabele reden vervangen door Limburg.

In 1830 werd Hasselt de hoofdstad van de Belgische provincie Limburg. De stad was geenszins voorbereid op deze hogere status. Dat verklaart waarom de meeste officiële gebouwen in de stad van vrij recente datum zijn. In 1845-1850 werden de wallen voor de promenade, de huidige ringlaan, gesloopt. Woningbouw bleef tot het midden van de 19e eeuw beperkt tot het gebied Godsheide en Rapertingen. Beide gehuchten ontwikkelden zich als straatdorpen. Aanvankelijk bleef de stadsuitbreiding beperkt tot lintbebouwing aan de vier invalswegen met fin-de-sièclearchitectuur op de promenade. De gehuchten Runkst en Kiewit ontwikkelden zich in het begin van de 20e eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog kwam een sterke expansie op gang met de aanleg van nieuwe woonwijken: ten oosten, Casterwijk, later uitgebreid met Catharinawijk; ten noorden en noordoosten, Kempische Wijk, met scholenconcentratie; ten noordwesten Willemswijk; 't Gaarveld bij Runkst; de jongste wijken 't Hollandsveld en Henegauwbos. Ook in de historische stadskern veranderde veel. Enkele mooie voorbeelden van burgerlijke architectuur, onder andere het 18e-eeuwse Gravenhuis en 't Claverblat van 1665, gingen verloren. De voormalige kloosters van de augustijnen, cellenbroeders en bonnefanten werden afgebroken. Hier en daar moest kleinsteedse architectuur wijken voor onaangepaste gebouwen, zoals de Twee Torenwijk (TT-Center) van 1972-1975 en het Flanders Nippon Center, die nu mee het stadsbeeld bepalen.

Hasselt is een onderwijsstad. Elke dag volgen hier meer dan 45.000 kinderen en jongeren onderwijs. Ze kunnen kiezen uit een grote variatie van niveaus, van de kleuterschool tot de hogeschool, en uit de meest diverse studierichtingen.

Vakwerkhuisje te Kermt

Typisch voorbeeld zoals het niet hoort: dit vakwerkhuisje stond aan de Kermtstraat in Kermt (Hasselt). Het maakte deel uit van een half-gesloten hoeve uit de 19de eeuw. De zijgevel, de erfgevel en twee traveeën van de straatgevel waren bewaard in overkalkt stijl- en regelwerk. Het huisje was niet beschermd en werd in 2009 gesloopt.

De parochie Kermt behoorde tot het dekenaat van Hasselt en de pastoors werden benoemd door de abdij van Herkenrode, die sinds 1218 ook de tienden inde. Kermt wordt voor de eerste keer vermeld als Kermete in 1213. De naam zou kunnen komen uit het Latijnse Carmetum, dat steenbeuk of haagbeuk zou betekenen. Kermt was in het feodale stelsel een heerlijkheid van het graafschap Loon. Lodewijk III had in 1218 de tienden van Kermt geschonken aan de abdij van Herkenrode. De parochie met als patroonheilige Onze-Lieve-Vrouw werd omstreeks 1220 opgericht. Zij was met de van haar afhangende kerk van Spalbeek een bijkapel van de zogenaamde moederkerk van Hasselt. In 1629 werd het een zelfstandige parochie. Kermete was in de 17e eeuw een vrijheerlijkheid. In de geschiedenis van Kermt komen drie families voor die achtereenvolgens heer van Kermt werden. De oudste familie was de Hardaemont tot 1390, dan volgde de Berlemont tot 1603, en de Stockem. Op 8 augustus 1831 had in Kermt de Slag van Kermt plaats tussen Belgische en Hollandse troepen. In 1977 werd Kermt een deelgemeente van Hasselt.

Reconstructie van de Abdij van Herkenrode, zoals het er vroeger moet uitgezien hebben

"Herkenrode in volle glorie". Reconstructie van de abdij zoals ze er ooit moet uit gezien hebben.

Kuringen ligt in de Demervallei op de overgang tussen Haspengouw en Kempen. Het is sinds 1977 een deelgemeente van Hasselt.

In 1079 werd het voor het eerst vermeld als "Curinge". In het Germaans betekent het zoveel als de "lieden (hof) van Kuri"; afgeleid van een familienaam dus. Een andere mogelijkheid is dat de naam gevormd werd van "curia" (hof, koninklijk domein) en "ingen" (wat bebouwde velden of weilanden betekent). Kuringen zou dan "de velden van het hof" kunnen betekenen.

Kuringen lag langs de belangrijke heirbaan die liep van Hasselt naar Diest. Vanaf de 13e eeuw werd het de hoofdplaats van het graafschap Loon. De graven hadden er een militaire burcht die ook dienst deed als verblijfplaats en rechtbank. In 1366 werd het graafschap aan het prinsbisdom Luik toegevoegd. De prins-bisschoppen van Luik verbleven geregeld in Kuringen.

Eeuwenlang was Kuringen een landbouwdorp met tientallen boerderijen in vakwerkbouw. Vanaf 1961 kreeg het steeds meer het uitzicht van een verstelijkte randgemeente met immigratie van pendelaars die in de regio werkten. De aanleg van het Albertkanaal en de autosnelweg E313 zorgden voor de ontsluiting van het gebied. Kuringen telt nu ongeveer 14.000 inwoners.

Een belangrijk en bekend evenement van Kuringen is de jaarlijkse paardenmarkt. Volgens oude geschriften bestond de markt al in 1240. Nu nog komen elk jaar duizenden belangstellenden half maart naar de Paardenjaarmarkt die achter de kerk van Kuringen doorgaat.

De kapel van Wideux te Sint-Lambrechts-Herk (Hasselt)

De kapel van Wideux ligt op het grondgebied van de Hasseltse deelgemeente Sint-Lambrechts-Herk. Deze flink uit de kluiten gewassen kapel hoort bij het 18de-eeuwse kasteel van Wideux, dat in 1970 deels werd gesloopt. Bij de kapel van Wideux hoort het verhaal van de spookeik. Hoe de bevolking ook trachtte een omgehakte eik te verplaatsen, telkens rolde die weer naar zijn oorspronkelijke plek terug. Een verklaring voor deze gebeurtenis vond men in het feit dat vroeger spoken naar deze eik verbannen werden. Om het rollen met de eik te vermijden, liet de kasteelbewoner een afsluiting omheen de kapel plaatsen.

Tijdens het ancien régime was Sint-Lambrechts-Herk over drie Luikse heerlijkheden verdeeld, die kerkelijk samen de Sint-Lambrechtsparochie vormden. De kerk was een dochterkerk van Alken en behoorde sinds 1389 tot het decanaat Hasselt. De pastoors werden benoemd door het Onze-Lieve-Vrouwkapittel van Hoei dat ook de tienden inde. In tegenstelling met de meeste omliggende gemeenten was Sint-Lambrechts-Herk geen Loons maar Luiks gebied. Hier waren niet één maar drie schepenbanken, die allemaal Luiks recht spraken en de schepenbank van Luik als beroepshof hadden. Die drie schepenbanken behoorden toe aan drie heerlijkheden: Wideux, Schoonwinkel en Tenhove.

Tot de Tweede Wereldoorlog was Sint-Lambrechts-Herk overwegend een landbouwgemeente met hoeves in vakwerkbouw. Nadien kreeg deze deelgemeente meer en meer een woonfunctie. Op 1 januari 1977 werd Sint-Lambrechts-Herk een deelgemeente van Hasselt.

De O.L.V Boodschapkapel te Spalbeek

De O.L.V Boodschapkapel te Spalbeek.

Spalbeek is de geboorteplaats van de 12e-eeuwse schrijver Hendrik van Veldeke, en van de gestigmatiseerde 13e-eeuwse mystica Elisabeth van Spalbeek. Spalbeek had een eigen Loonse schepenbank, maar een deel van het dorp was onderworpen aan de schepenbank van Donk. Pas in 1848 werd de parochie onafhankelijk van Kermt. Door de evolutie naar forenzengemeente verloor Spalbeek haar landelijk karakter. Toch bleven een aantal hoeves in vakwerk bewaard. Omstreeks 1120 werd in Spalbeek de oudst bekende Nederlandse dichter, Hendrik van Veldeke geboren. In 1971 fuseerde Spalbeek met Kermt, waardoor het nu deel uitmaakt van Hasselt, na de fusie van Kermt met Hasselt in 1977.

De Mariaburcht te Stevoort

De Mariaburcht te Stevoort die sinds 1922 dienst doet als onderwijscentrum.

Het domein Stevoort van de graven van Loon werd na 1250 in twee heerlijkheden verdeeld. Klein-Stevoort met Loons recht en Groot-Stevoort met Luiks recht. Het gebied ten zuiden van de Herk, Groot-Stevoort, bleef aanvankelijk in handen van de graaf van Loon. Later werd het eigendom van de prins-bisschop van Luik. Op bestuurlijk gebied was Groot-Stevoort tot aan de Franse Revolutie ingedeeld in drie wagens of gehuchten.

Het gebied ten noorden van de Herk, Klein-Stevoort, bleef in handen van afstammelingen van de graaf van Loon. Het ging dan door erfenis en verkoop naar verschillende families over. De waterburcht van die heren, waarvan de oudst bekende eigenaar in de 14e eeuw ene Arnoldus van Steynvorde was, staat nu bekend onder de naam Mariaburcht. De familie van Pietersheim, eigenaar van Klein-Stevoort, werd opgevolgd door de Ingelbrechts, tot 1523; de Rougrave, tot 1630; de Groot, tot 1701; de Libotton en ten slotte de Palmers. Tijdens de Franse Revolutie werden Klein- en Groot-Stevoort herenigd. Een van de laatste kasteelbewoners was Charles Palmers. Hij bouwde als amateur omstreeks 1880 en auto. Het was een tonzwaar voertuig, dat hoogstens 10 km per uur kon halen. In 1922 kocht de provincie het kasteel en richtte er een huishoudschool op die bestuurd werd door de Zusters van Berlaer. Later in 1925 werd het kasteel hun eigendom. Sinds 1977 is Stevoort een deelgemeente van Hasselt.

Natuurgebied "De Groene Delle" te Stokrooie

Het mooie natuurreservaat "De Groene Delle" te Stokrooie. Onder de inwoners van het dorp heerst er momenteel ongerustheid dat het gebied zal verdwijnen door de uitbreiding van het industrieterrein "Lummen Zolder" in de richting van Stokrooie.

Oorspronkelijk was Stokrooie een Loonse gemeente die parochiaal van Kuringen afhing en in het rechtsgebied van Zolder lag. De leden van de schepenbank van Zolder werden door de heer van Vogelsanck aangesteld. Stokrooie hing dus af van de heerlijkheid van deze heer. In 1794 voegden de Fransen Stokrooie bij de gemeente Zolder. In 1846 werd het een zelfstandige gemeente. In 1971 werd Stokrooie bij Kuringen gevoegd. Hierdoor ging het in 1977 deel uitmaken van Hasselt na de fusie van Kuringen met deze stad.

De patroonheilige Amand van Stokrooie wordt tegen reuma aangeroepen.

Het Kasteel te Wimmertingen (Hasselt)

Het Kasteel van Wimmertingen (Hasselt).

Wimmertingen ontstond als straatdorp bij de belangrijke verbindingsweg Hasselt-Tongeren-Luik, die daar de Mombeek kruiste. In 1361 wordt het dorp vermeld als leen van Gerard II van Heers, leenman van de graaf van Loon. Door het huwelijk van zijn dochter kwam het leen in handen van het geslacht de Rivière d'Arschot. Dit bleef zo tot in 1744. Vanaf 1757 gingen de goederen over naar de familie van baron de Stockem, de laatste adellijke heren.

Kerkelijk was Wimmertingen vanaf 1297 een parochie, bediend door de kanunniken van het Heilig Graf. Die vestigden zich omstreeks 1770 onder impuls van graaf Lodewijk I in Wimmertingen. Hun priorij bevond zich tegenover de kerk aan de Mombeek. In 1312 verplaatsten ze hun klooster echter naar het hoger gelegen Henegauw, wegens de geregelde overstromingen van de beek. In 1800 werd Wimmertingen een onafhankelijke parochie. Sinds 1 januari 1977 is Wimmertingen een deelgemeente van Hasselt.

Bezienswaardigheden

Hasselt (in het centrum)

Het Kolonel Dusartplein ligt aan de oostkant van de stad. Kolonel Dusart was vanaf 1913 bevelhebber van de kazerne die zich destijds achter de neogotische omheiningsmuur bevond. Hij sneuvelde als eerste hogere officier van het Belgische leger bij de forten van Luik op 6 augustus 1914. In de tuin van de Hoebanxkazerne staat een Amerikaans kanon, dat gebruikt werd bij de bevrijding van Hasselt in 1944. Hiermee kwam de bevelhebber van het 62e Artillerie Bataljon een belofte na. Het Leopold II-monument van 1953 huldigt de Limburgse koloniale pioniers. Op het Guldensporenplein staat een eclectisch huizenblok en een gedenkteken voor de gesneuvelden van het Hasseltse garnizoensregiment. Aan de Maastrichterstraat 100 ligt het voormalige refugehuis van de abdij van Herkenrode. De abdij van Herkenrode was de eerste vrouwenabdij van de orde van Citeaux in de Nederlanden, gesticht in 1182 door graaf Gerard van Loon. De abdij is het oudste en mooiste gebouw van de stad, in de overgangsstijl van laatgotiek naar renaissance en bak- en zandsteenarchitectuur (zie Kuringen verder in de tekst). Het refugehuis was een van de eerste stenen gebouwen in de binnenstad. Steenhouwer en architect Laurens Ballen bouwde het in 1542 voor rekening van de abdis van Herkenrode. Het huis had een tiendenschuur, waar de belastingen "in natura" bewaard werden. Na 1797 werd get als "zwart goed" aangekocht door P. de Libotton, kasteelheer van Stevoort. De stad Hasselt kocht het huis op 1 mei 1937 en stelde het ter beschikking van het Belgische leger. De piot, het beeldje bij de hoofdingang herinnert nog aan de kazerne. Het beeldje is een werk van de Hasseltse kunstenaar Marc Cox. Vanaf 1847 werd het gebouw voor administratieve diensten en later ook als school gebruikt. Het werd gerestaureerd en uitgebreid in 1907-1913 door architect M. Rypens. Aan de restauratie van 1988-1993 ging een grondige historische en archeologische studie vooraf. In 1993 namen de twee Hasseltse vredegerechten en het arbeidshof het gebouw in gebruik. De restauratie stond onder leiding van ir. architect F. Debuyst van de Regie der Gebouwen.

Het refugehuis van de abdij van Herkenrode te Hasselt

Het refugehuis van de Abdij van Herkenrode in de Maastrichterstraat te Hasselt.

Op de hoek van de Maastrichterstraat en de Guido Gezellestraat is het stadsmuseum het Stadsmus ondergebracht. Mogelijk hier de munitio van de Graven van Loon. Hier hebben de heren van Mombeek zeker een winterverblijf gehad. In 1665 kocht de adellijke Hasseltse familie de Geloes het huis. In de 19e eeuw werd het gebouw eigendom van de Friese familie Stellingwerff. Die verbouwde het deel aan de Maastrichterstraat in een decoratieve neo-Venetiaanse reniassancestijl, de stijl van de Italiaanse palazzi. Het bouwvallige huis werd eigendom van de stad Hasselt, die het grondig renoveerde en in 1989 omvormde tot het museum Het Stadsmus. De ingang van het museum ligt aan de Guido Gezellestraat 2. De toegang is gratis.

Schepen Joannes Renerus de Geloes en zijn vrouw Maria van Daelem bouwden het Waerdenhof in 1675. Hun wapenschilden zijn gesculpteerd op het front van de dakkapel. Het hof is sinds 1980 wettelijk beschermd. Architect Herman Van Meer leidde de renovatiewerkzaamheden. In 1989 ontving hij er de eerste Provinciale Monumentenprijs voor. Aan de overkant staat het huis de Reyger van 1782, nu een school en sinds 1980 een beschermd monument. Een ander mooi pand is het schilderachtige huis de Pasteye van 1687. Het werd in de 18e eeuw aangepast. De bovenverdieping van het huis is in vakwerkbouw. Het huis met ruime, overwelfde kelders was ooit een muntatelier, een branderij en een herberg. In 1687 werd een verbouwing met stenen benedenverdieping voltooid. Het huis werd in 1998 gerestaureerd. Nu doet het dienst als Het Huis van het Kind, dat kinderen opvangt terwijl hun moeders winkelen.

Het voormalige Hotel van Corswarem, in de Maastrichterstraat 65, dateert van omstreeks 1860. Vader Guillaume de Corswarem (1799-1884) en zoon Adrien (1849-1909) verdedigden als volksvertegenwoordigers de rechten van de Vlamingen. Elk bouwde een deel van het huis. Het interieur is zeer fraai. Tegenover het TT-Center staat het bronzen Borrelmanneke. Laurent Boonman maakte het beeld in 1981. Het stelt de economische kringloop van de jeneverindustrie voor. Met de draf of pulp van het gestookte graan werden varkens en ossen vetgemest. Deze dieren produceren mest, waarmee de schrale Kempische zandgrond verbeterd werd. Zo groeide er meer graan, zodat er meer grondstof voor de jeneverindustrie geoogst werd. Een hogere jeneverproductie bracht weer meer draf om dieren vet te mesten. Een keer per jaar, tijdens de jeneverfeesten in oktober, trakteert het Borrelmanneke met jenever.

Op de Grote Markt staan meer gebouwen die sinds 1980 beschermd zijn: de Draeck en de Sleutel van het einde van de 18e eeuw, de Voetboge Kamer van de 17e-18e eeuw, in de 19e eeuw verbouwd in neoclassicistische stijl, en het Sweert.

't Sweert, sinds 1713 een apotheek, is een beschermd monument op de Grote Markt van Hasselt

't Sweert, sinds 1713 een apotheek, is een beschermd monument op de Grote Markt van Hasselt.

Het Sweert werd gerestaureerd in 1659. In de ankers op de voorgevel staat het jaartal 1659. In dat jaar kreeg het huis, dat eeuwenlang een herberg was, zijn huidige uitzicht: een typisch 17e-eeuws vakwerkhuis met een stenen onderbouw. Latere restauraties gebeurden in 1923 en 1989. Sinds 1713 is het een apotheek. Het is een belangrijk voorbeeld van Maasstijl, met een uitspringend bovendeel in vakwerkbouw, waarvan de vakken opgevuld zijn met sint-andrieskruisen. Het Sweert is een van de rijkste vakwerkgebouwen in de Nederlanden en werd in 1983 door de vzw Gezondheidszorg gekocht van de familie Lebeau. Architect Spaas leidde de restauratie. Het uithangbord maakt de naam Sweert duidelijk: een masker waaruit een zwaard in een 'gehandschoende' vuist steekt. De naam verwijst ook naar de functie van het huis: in Holland was het zwaard het symbool van apothekerswoningen.

Op de Grote Markt staan ook de beschermde gevels van de vroegere herberg in den Valck en van het sociëteitsgebouw De Ware Vrienden. Dit laatste was een toneelvereniging die in de hete lokale politieke strijd in de 19e eeuw een pronkstuk van de liberale partij was. Een grote poort gaf toegang tot de toneelzaal achter het woongedeelte. Sinds 1989 is hier een moderne winkelgalerij. De Hoichbrugge, later Voetboge Kamer, ontleent zijn naam aan de stenen bank "genaempt die hooge brug", die hier stond. Ingevoerd vlees moest eerst op die bank gekeurd worden en alle accijnzen moesten aan de stad betaald zijn voordat het vlees verkocht mocht worden. In 1597 vergaderden de gezellen van de Voetboge Kamer van Sint-Sebastiaan in dit huis. Het huis was toen eigendom van de stad. Deze militie moest de stadspoorten helpen bewaken en zij moest daarom geen huur betalen. Ook de leden van het Hof van Vliermaal, een beroepshof van het graafschap Loon, vergaderden in dit huis. Het huis de Koning van Polen is van 1783. De Drij Pistolen heeft een 17e-eeuwse kern. Het is een oude herberg. Omstreeks 1900 was het een café-restaurant, dat vooral als roddelcafé bekend was. In het gevelteken staan sinds 1730 drie pistolen van silex. Ze verwijzen ten onrechte naar de naam van het huis. Die naam is immers niet ontleend aan het bekende vuurwapen, maar wel aan de pistola, een Spaanse munt die in de 16e eeuw ook in onze streken gebruikt werd. Een rijkelijke maaltijd zou toen drie pistola's gekost hebben. Het voormalige vergaderhuis van het Literair Genootschap, begonnen in 1670, vergroot in 1786-1788, gewijzigd in 1847 en in 1864, is nu een handelshuis. De Lakenhalle, nr. 29, werd ruim vijf eeuwen geleden met geldelijke steun van de stad gebouwd door de lakenwevers. In ruil voor hun hulp mocht de stad hier twee kamers gebruiken: één als raadzaal en één als vergaderzaal voor de zeven schepenen. Ook de parochiekerk - de huidige kathedraal - beschikte hier over enkele ruimtes en moest daarvoor in ruil het dak van de Lakenhalle onderhouden. Als gebouw met een officiële functie had de Lakenhalle een torentje met een klokuurwerk. Op de benedenverdieping stonden de vlees- en broodbanken, die elk jaar opnieuw verhuurd werden en de stad wat stuivers opleverden. De eigenlijke lakenhalle lag op de verdieping. Tijdens de bezetting door Nederlandse troepen tussen 1675 en 1682 was het gebouw een protestants kerkgebouw, een "geuzentempel" in de volksmond. De Franse bezetters installeerden hier aan het einde van de 18e eeuw hun "salle de la liberté". Op 5 december 1798, de dag waarop de Boerenkrijg een fatale wending nam, werden hier enkele boeren opgesloten. De Lakenhalle werd herhaaldelijk verbouwd. Ze kreeg in 1861 haar huidige uitzicht. De eigenaar was toen de "Cercle littéraire", een elitaire groep van Hasseltse bourgeois. Die kring heeft hier nog zijn vergaderlokaal. Voor de Lakenhalle stond het Luikse perron: het symboliseerde de vrijheden, de voorrechten en het gewoonterecht van elke stad in het prinsbisdom Luik. De stadsmagistraat liet hier openbare mededelingen aanplakken en verordeningen werden met luide stem vanaf de trappen afgekondigd. Het originele perron werd vernield. Voor het stadhuis op het Groenplein staat een replica van het perron. De naam van het bronzen paar op de bank is eigenlijk Luisteren naar de Beiaard. Het beeld symboliseert de Hasseltse jeugd die naar de toekomst kijkt. De volksmond gebruikt de naam Jeugd, of Hendrik en Katrien, het legendarische eerste inwonerspaar van Hasselt. Het kunstwerk is gemaakt door Mar Cox, van wie ook elders in de stad beelden prijken.

Het beeld "Luisteren naar de Beiaard" op de Grote Markt te Hasselt

Het bronzen beeldenpaar, dat onthuld werd op 22 december 1989 en een geschenk was van het toenmalige schepencollege aan zijn ere-burgemeester Paul Meyers, werd gecreërd door Marc Cox en staat symbool voor de Hasseltse jeugd die naar de toekomst kijkt. Officieel heet het 'Luisteren naar de beiaard'; in de volksmond 'Hendrik en Katrien', een verwijzing naar het eerste inwonerspaar van Hasselt.

In de Kapelstraat staan 18e-eeuwse huizen, waarvan enkele sinds 1980 beschermd zijn: Den Crans en Den Turck, van omstreeks 1750, de Gulden Beurse, van 1750-1800, Groote Pellicaen, de Arent en het classicistische Lombardenhuys. De Kapelstraat doet Hasselt als modestad bijzondere eer aan. Tot 1372 heette de straat Augustijnenstraat, naar het klooster van de paters augustijnen. De augustijnen namen de vlucht tijdens de Franse Revolutie en hun klooster raakte in verval. Toen de eerste kapel ter ere van de Virga Jesse, schutsvrouwe van Hasselt, in de 14e eeuw gebouwd werd, veranderde de straat van naam. De Virga Jesse bekleedt een heel aparte plaats in de volksdevotie in Hasselt. Vanaf 1682 worden om de zeven jaar grote feesten georganiseerd. Een luisterrijke ommegang trekt dan door de feestelijk versierde straten en hier hebben talrijke folkloristische en artistieke evenementen plaats. Op een volkse wijze worden enkele mirakels uitgebeeld, die aan de voorspraak van de Virga Jesse toegeschreven worden. Zo wordt op de eerste verdieping van huis 't Kermpt, het mirakel van "het kind van de Morin" uitgebeeld. Volgens de legende viel een kindje uit het zoldervenster van dit huis. De buren smeekten de Virga Jesse het kind tot leven te wekken, wat volgens het volksgeloof ook gebeurde. Uit dankbaarheid schonk de Morin een kleedje met zilveren maliën aan de Virga Jesse. Het kleedje wordt in het stadsmuseum Het Stadsmus tentoongesteld.

Het Virga Jesse beeldje, hier waarschijnlijk tijdens de zevenjaarlijkse Ommegang tijdens de Virga Jessefeesten.

Het Virga Jesse beeldje (1345), hier waarschijnlijk tijdens de zevenjaarlijkse Ommegang ter gelegenheid van de Virga Jessefeesten.

De laatbarokke, vroegclassicistische Onze-Lieve-Vrouwekerk werd in 1727-1728 gebouwd naar een ontwerp van architect Daniël Verstraete. De Onze-Lieve-Vrouwekerk werd in 1998 tot basilica minor verheven en heet sindsdien Virga Jessebasiliek. Ze is de derde kerk op dezelfde plaats. De eerste kapel stortte in 1727 gedeeltelijk in. De barokke torenspits dateert van 1739-1740. In november 1944 werd de kerk door een vliegende bom grotendeels vernield. In 1950-1951 werd ze in haar oorspronkelijke stijl heropgebouwd door architect E. Vreven. Het grootste deel van het meubilair bleef bewaard. Op het barokke hoofdaltaar van 1675-1681 staan beelden van Sint-Bernardus en Onze-Lieve-Vrouw, werk van de Luikse beeldhouwer Jean Delcour. De 18e-eeuwse classicistische, marmeren zijaltaren komen uit Herkenrode. De marmeren communiebank en de biechtstoelen zijn 19e-eeuws. Het gotische miraculeuze beeld Virga Jesse (zie foto) van omstreeks 1345 werd in 1975 gerestaureerd door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel. Het beeld werd in 1867 gekroond en is het eerste gekroonde Mariabeeld van het land. De kerk bezit ook twee beelden van Raf Mailleux van Genk. Het schilderij Onze-Lieve-Vrouw Virga Jesse met twaalf Broederschapsleden is een paneel van 1709. De kruisweg van 1957 is een creatie van ene Vanderlinden van Nodebaix. In de zijbeuk ligt het marmeren, barokke grafmonument van 1675 van abdis Anna Catharina de Lamboy met een voorstelling van de graflegging van Christus, door Artus Quellin de Jonge (1625-1700). Het marmeren grafmonument van abdis Barbara van Rivieren anno 1744, met een voorstelling van de Verrijzenis, is werk van Guillaume Kerrix (1682-1745). De kerk is sinds 1980 beschermd. De glasramen in het koor stellen het mirakel van het kind van de Morin voor, een creatie van P. Nulens. In het portaal hangt een wandtapijt van Simonne Reynders, waarop een aantal mirakels, toegeschreven aan de Virga Jesse, weergegeven zijn. Het beeld van de Virga Jesse in het koor is een zeer mooi gepolychromeerd beeld uit de 14e eeuw. Andere belangrijke kunstwerken in de basiliek zijn: het barokke hoofdaltaar door beeldhouwer Jean Delcour en de mausolea van Anna Catharina de Lamboy en Barbara de Rivière d'Arschot, abdissen van de abdij van Herkenrode. Beide werken werden in 1803 uit de abdij van Herkenrode naar hier overgebracht. Ook de zijaltaren komen uit de abdij. De beelden in de nissen werden na de vernieling van de kerk in 1944 door Raf Mailleux gebeeldhouwd. Het is stilaan een traditie geworden dat de basiliek elk zevende jaar met een kunstwerk verrijkt wordt. In de noordelijke dwarsbeuk zit het raam van de zevenjaarlijkse feesten, van 1982, een uitvoering van A. Mathijs. Het is een geschenk van uitgeweken Hasselaren. In de zuidelijke dwarsbeuk zit de stamboom van Jesse en familiewapens, ontworpen door Armand Van Rompaey en in 1989 geschonken door de Broederschap Virga Jesse. In 1996 kreeg de kerk het moderne glazen altaar als geschenk. Op het pleintje voor de hoofdingang van de basiliek staat de bronzen Langeman, gebeeldhouwd door de Hasseltse kunstenaar Robert Vandereycken.

De Langeman op het pleintje voor de Virga Jessebasiliek

Dit bronzen beeld, ontworpen door Robert Vandereycken in opdracht van het Koninklijk Leesgezelschap, is een hulde aan de nog steeds bestaande Hasseltse reus. Door de persoonlijke interpretatie van de kunstenaar wijkt dit beeld af van de grotere originele figuur. Het beeld werd onthuld op 7 september 1982. De Langeman is sterk verweven met de folklore van Hasselt en is eigendom van de rederijkerskamer De Roode Roos.

De Langeman - vroeger ook Don Christophe genoemd - is de eeuwenoude Hasseltse reus. Hij is eigendom van de Hasseltse rederijkerskamer De Roode Roos en verschijnt alleen bij heel bijzondere gelegenheden in het openbaar, zoals bij de Zevenjaarlijkse Virga Jessefeesten.

De Wijzer uit 1727 heeft een overstekende houten bovenverdieping en een ijzeren windvaan op het dak. De hoek van de Aldestraat en de Onze-Lieve-Vrouwestraat biedt een mooi uitzicht op de 17e-eeuwse vierkante toren met mergelstenen hoekbanden van de Gulden Put.

Het Sole Orto memorial op de Vismarkt is een schenking van de Hasselts middenstand. De cirkelvorm van het kunstwerk symboliseert een nieuwe dag, een nieuw tijdperk, een nieuwe lente, hernieuwde voornemens en plannen. De opkomende zon staat voor licht, warmte, optimisme, energie, hoop. Het Solo Orto Memorial verheerlijkt de zon als levensbrenger op onze planeet. Het is een werk van de Tongerse beeldhouwer Raf Verjans. Op de Fruitmarkt staat het bronzen ruiterbeeld van graaf Arnold IV van Loon, die Hasselt in 1232 stadsrechten verleende. De Hasseltse kunstenaar Marc Cox creëerde deze schenking van het koninklijke Hasselts Leesgezelfschap van 1993. De Fruitmarkt is nu een van de rustige pleinen van de stad. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, was hier voor de Franse bezetting helemaal geen fruitmarkt. Een groot deel van het plein en ook van de Vismarkt aan de andere zijde van de kathedraal was een kerkhof. Hier hadden kinderen, rijkelui, pestlijders en armen elk hun eigen afdeling. Op 15 februari 1795 vaardigde het Franse bewin een decreet uit dat verbood nog langer te begraven binnen besloten plaatsen als kerken en kloosters. Het decreet verplichtte elke stad een kerkhof buiten de woonkern aan te leggen. In Hasselt werd een kerkhof op een half kwartier stappen van de stadspoort aangelegd.

In 1796 werd het eerst graf er gedolven. Het betreft het zogenaamde Oude kerkhof aan de Kempische Steenweg, ten noorden van de stad.

Het Oude Kerkhof aan de Kempische Steenweg te Hasselt

Van 1796 tot 1930 was het oude kerkhof buiten de Kempische Poort, dat in 1807 ommuurd werd, de enige officiële stedelijke begraafplaats van Hasselt. Het kerkhof weerspiegelt de rijkdom van de 19e-eeuwse bourgeoisie, die hier leek te wedijveren om het meest opvallende grafmonument en de grootste grafkapel. Dankzij de enorme beukenbomen en cipressen is het een groene oase van stilte vlak bij de stad. In 2004 werd de begraafplaats, met inbegrip van de muren, hekken en poort, de dodenkapel, alle graftekens, de planten en bomen, beschermd als monument. Ook de 76 beuken buiten de ommuring aan de Vilderstraat werden beschermd.

Het kerkhof is een voorbeeld van een 19e-eeuwse parkbegraafplaats in een funeraire bouwstijl en met groene aspecten. De centrale kapel, die ingericht is als informatiecentrum, vertelt de geschiedenis van het begraven in het algemeen en van het begraven in Hasselt. In 1796 werd buiten de Kempische Poort een groot perceel aangekocht en ingericht als dodenakker. De eerste overledene werd bijgezet op 16 oktober en op 23 oktober 1796 werd het nieuwe kerkhof ingewijd. Het duurde echter tot in 1807 vooraleer er geld was om het kerkhof te ommuren. In 1864 werd het kerkhof vergroot en werd de muur tussen de gewijde en de ongewijde grond gesloopt. Tot in 1930 was het Oude kerkhof de enige stedelijke begraafplaats. Wegens plaatsgebrek werd toen een nieuw kerkhof aangelegd aan de Sint-Truidersteenweg, ten zuiden van de stad. Sindsdien worden ook geen overledenen meer bijgezet in het Oude kerkhof, behalve in de beschikbare ruimtes van bestaande grafkelders. Het stemmige Oude kerhof is nu met zijn enorme wilgen en cipressen een groen, romantisch hoekje geworden, een ware oase van stilte vlak bij de stad. Met zijn ijzeren en stenen kruisen, grote en kleine grafmonumenten en grafkapellen is het kerkhof ook een weerspiegeling van de rijkdom van de 19e-eeuwse bourgeoisie. Vele rijke families en renteniers, ambtenaren en jeneverstokers wedijverden om het meest pompeuze en meest opvallende grafmonument als blijk van macht en fortuin.

Bij de oprichting van het bisdom Hasselt in 1967 werd de Sint-Kwintenskerk tot kathedraal verheven. De gotische Sint-Quintinuskathedraal, die op een vrij klein plein in de kern van de stad staat, is het resultaat van verschillende bouwfases. In de 8e eeuw stond hier het eerste primitieve kerkje aan de Helbeek, de kern van het oude Hasselt. Op de plaats van dat oude kerkje werd in de 11e eeuw een romaanse kerk van Diestse ijzerzandsteen gebouwd. De onderbouw van de huidige toren is het enige overblijfsel van die romaanse kerk. De vroeggotische mergelstenen bovenbouw dateert van omstreeks 1250, de torenspits van 1751. De kerk kreeg haar huidige aanzicht grotendeels in de 15e en 16e eeuw. De middenbeuk, de kruisbeuk en het koor in Brabantse gotiek zijn van 1406-1448. De mergelstenen zijkapellen werden in 1425-1450 voltooid. De overwelving kwam er in 1450-1500. De kooromgang met straalkapellen is van 1510. De westgevel met de twee ingangen en de Sint-Barbarakapel aan de noordzijde dateren ook uit de 16e eeuw. In de 18e eeuw werden torenspits en beiaard vernieuwd. In de 2e helft van de 19e eeuw volgde de grote restauratie van de kathedraal. Aan de buitenkant werden de pinakels, de voorbouw van de toren en andere versieringen toegevoegd.

De Sint-Quintinuskathedraal te Hasselt

De Sint-Quintinuskathedraal te Hasselt.

Binnen in de kathedraal kwam onder meer een hoofdaltaar. De kerk, die sinds 1933 beschermd is, werd in 1962-1879 in neogotische stijl gerestaureerd door de Luikse architect J. Delsaux. Zo liet hij traptorentjes, pinakels en spuwers aanbrengen. Het renaissancekoorgestoelte met gesculpteerde rugbeschotten en decoratieve zitjes dateert van 1549, de barokke kansel van 1637. Vier barokke biechtstoelen van 1650-1750 zijn afkomstig uit de voormalige augustijnerkerk. Het houten tochtportaal van omstreeks 1600 in het transept is afkomstig uit dezelfde kerk. In een zijkapel staat een communiebank van 1650. André Beck versierde het classicistische laat-18e-eeuwse doksaal en de orgelkast met beeldsnijwerk. Het hoogaltaar van 1893 heeft een retabel van de hand van P. Peeters van Antwerpen, die in 1893 ook altaren voor twee zijkapellen maakte. Andere zijaltaren met schilderijen zijn 17e-18e-eeuws. De koperen renaissance koorlezenaar is van 1536, de geelkoperen doopvont met hefboom in smeedijzer dateert van 1709. Het Sacramentshuis heeft een 15e-eeuwse muurnis. Hier staat een reeks heiligenbeelden uit de 15e tot de 19e eeuw: Brigitta van het einde van de 15e eeuw; Cornelius en Anna te drieën van omstreeks 1500; Barbara, Catharina, Dimpna, Leonardus, Lucia, Rochus, Stefanus en een piëta dateren uit het begin van de 16e eeuw. Op de kruisarmen van het 15e-eeuwse triomfkruis staan de evangelisten in reliëf. Van de 16e-19e- eeuwse schilderijen zijn vermeldenswaard: Calvarie van 1576 door D. Lampsonius van Brugge. Marteldood van Sint-Sebastiaan, een altaarstuk van omstreeks 1550; Opdracht van Maria in de Tempel, een altaarstuk van 1669; en zeven taferelen uit de Geschiedenis van het Sacrament van Mirakel van Herkenrode, van 1700-1725, afkomstig uit de abdij van Herkenrode. De Hasseltse Godfried Guffens (1823-1901) schilderde de kruisweg omstreeks 1850 en ook de wanden van de doopkapel, in 1876-1879. Hier zijn ook 15e-eeuwse muurschilderingen te zien. De kerkschat bevat 17e-18e-eeuws liturgisch zilverwerk en liturgische gewaden met borduurwerk uit de 16e eeuw. De grootste kerkschat van de kathedraal wordt tentoongesteld in het stadsmuseum Het Stadsmus. Het is een torenmonstrans van 1286, ook wel de monstrans van het Sacrament van Mirakel genoemd. Omdat in 1317 de heilige hostie door ongewijde handen aangeraakt werd, begon zij te bloeden. De monstrans is de oudst bekende in de wereld. Zij is hier sinds 1804. In de toren van de kerk is het stedelijk Beiaardmuseum gevestigd.

Het huis de Drij Dragonders op de Zuivelmarkt dateert uit de 18e eeuw. De dekenij is een neoclassicistisch getint herenhuis van 1847-1849. Het classicistische burgerhuis dateert van 1790. Ze zijn sinds 1980 alle drie beschermd. Het neoclassicistische herenhuis Hemelrijk is 18e-19e-eeuws.

Het stadhuis van Hasselt

Het stadhuis van Hasselt.

De Botermarkt en de Lombaardstraat leiden naar In&Uit Hasselt, de Dienst voor Toerisme, en het stadhuis. Het eerste stadhuis was een huis op de hoek van de Hoogstraat en de Fruitmarkt. Het tweede was de Lakenhalle op de Grote Markt. In 1739 huurde de stadsoverheid het patriciërshuis Die Crone van 1630 op de Havermarkt. In 1779 kocht zij het huis. Herman van der Straeten bouwde het huis in 1630 in Maaslandse renaissancestijl. Omstreeks 1780 wer het huis in laat-classicistische stijl gerenoveerd. Sinds 1983 is het een beschermd monument. Aan de achterzijde van het stadhuis werd vanaf 1780 een veemarkt gehouden.

In de vroegere stadsboerderij 't Zonneke, in de Walputstraat nr. 21, stond de stadswaag. Links van 't Zonneke ligt het moderne Administratief Centrum. Tegen de gevel hangt een gedenkplaat. De plaat is een geschenk van de Duitse partnerstad Detmold, bij de viering van 750 jaar stadsrechten in 1982. De voorgevel van het centrum is het resultaat van vele verbouwingen. De zijmuren behielden hun typische speklagen. Het jaartal 1675 op de achtergevel verwijst naar de eerste verbouwing. De wanden van de raadzaal zijn met leder bekleed, de brandglazen beelden de ambachtschilden af. Boven de neobarokke schouw prijkt het schilderwerk Overhandiging van het Vrijheidscharter door Arnold IV aan Hasselt. Het schilderij is een romantische evocatie door historieschilder Godfried Egidius Guffens (Hasselt 1823 - Schaarbeek 1901). Op het Groenplein staat het Hasseltse perron, een reconstructie van 1982. Het hoekhuis de Gulden Swaen in de Zwanestraat heeft een 17e-eeuwse kern.

Het Provincieraadsgebouw aan de Lombaardstraat is nu rechtbank van eerste aanleg. Architect P. Saintenoy ontwierp dit eclectische gebouw omstreeks 1900. Het is beschermd sinds 1980. Architect L. Jaminé verbouwde het neoclassicistische Hotel van de Gouverneur in 1936. Toen Hasselt in 1839 hoofdstad van de Belgische provincie Limburg werd, was hier geen infrastructuur voor het provinciale bestuur. De residentie van de gouverneur werd kort daarna gebouwd, maar de provincieraad moest het bijna zeventig jaar zonder eigen vergaderruimte stellen. Het Provincieraadgebouw werde pas in 1906 naar plannen van de Brusselse architect Paul Saintenoy gebouwd. De gevel van het gebouw is eclectisch en bizar met bevreemdende vermenging van materialen en decoratieve motieven. Het gebouw is drieledig geconcipieerd: links de vergaderruimte van de provincieraad, met brandglasramen die het leven van toen afbeelden: rechts de sobere woning van de conciërge; in het midden een toren. Het allegorische beeld in de halfronde nis boven de grote poort is de maagd van Limburg. Het is een werk van de bekende Brusselse beeldhouwer Jacques de Lalaing. De provincieraad van Limburg vergadert nu in het Provinciehuis aan de Universiteitslaan.

In de Dokter Willemsstraat staan verscheidene neoclassicistische gevels. Een van hen is het sinds 1980 beschermde geboortehuis van omstreeks 1800, van dokter Louis Willems (1822-1907). De Dokter Willemsstraat heette vroeger Houtmarkt. Willems' vader was een welgestelde jeneverstoker, die veel vee vetmestte met het uit graan gedistillerde draf. In het midden van de 19e eeuw teisterde de longpest het vee herhaaldelijk. De jonge arts Willems ontwikkelde in 1851 een vaccin tegen deze ziekte en testte het met succes uit in de stallen van zijn vader. Hij wordt soms - met een lichte overdrijving - de Hasseltse Pasteur genomd. Later heeft hij zijn geboortestad vooral gediend als sociaal bewogen politicus. De Ossekopsteeg leidt naar de Thonissenlaan.

Op het Van Veldekeplein staat het sinds 1983 beschermde Hendrik van Veldekemonument van 1928.

Het Van Veldekemonument uit 1928

Het Van Veldeke Monument op het Van Veldekeplein te Hasselt. Het standbeeld werd ontworpen in 1928 door E. Helde.

Het beeld eert de Loonse hofdichter Van Veldeke, die in de 12e eeuw in het naburige Spalbeek geboren werd. Hij is de oudste met naam bekende Middelnederlandse dichter. Hij stierf omstreeks 1200. Het standbeeld is een werk van E. Helde en werd opgericht in 1928. De beeldhouwer koos als model het hoofd van Eugeen Leën (1862-1932). Leën had het hardst gepleit voor de oprichting van het monument. Hij was drukker, volksschrijver, journalist en Vlaams voorman.

In de Minderbroedersstraat staat de Minderbroederskerk. De Minderbroedersstraat heette oorspronkelijk Vlemincstrate of Vlamingenstraat. Haar huidige naam werd pas in 1736 vermeld, nadat de minderbroeders in 1655 hier hun klooster en kerk in gebruik genomen hadden. Tijdens de Franse Revolutie werd de straat "rue de la Préfecture" genoemd. De minderbroeders heetten in de volksmond "bruine paters" of "de paterkes". Ze speelden als predikanten, ziekenverzorgers en brandweerlui een grote rol in het toenmalige openbare leven in Hasselt. Het Minderbroedersklooster van 1645-1647 met aanpalende eenbeukige Sint-Rochuskerk van 1655, werd gebouwd onder leiding van pater N. Ray, en is sinds 1980 beschermd. In de kerk is spaarzame barok te zien in het vroeg-18e-eeuwse hoofdaltaar, dat in 1900 overgebracht werd uit de Sint-Pieterskerk van Leuven. Verder bezit het klooster nog neo-classicistische vroeg-20e-eeuwse biechtstoelen; een orgel van 1903, gebouwd in de oude orgelkast van de Tongerse begijnhofkerk; een miraculeus beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën uit het minderbroedersklooster van 's-Hertogenbosch en muurschilderingen van de Zeven Weeën, door Lou Asperslag. Het belangrijkste kunstwerk is de gepolychromeerde piëta van omstreeks 1500 rechts achter in de kerk.

Het "Heilig Paterke" van Hasselt

Grafmonument voor pater Valentinus Paquay, in de volksmond beter gekend als "Het Heilig Paterke van Hasselt". Deze pater werd in 2003 zalig verklaard door Paus Johannes-Paulus II.

Naast de kerk werd in 1925-1926 een neoromaanse grafkapel gebouwd van "Het Heilig Paterke van Hasselt": Valentinus Paquay (Tongeren 1828 - Hasselt 1905). De architect van de grafkapel was kanunnik R. Lemaire. Holemans ontwierp het grafmonument van marmer en brons. Op de zijkanten staan de symbolen van de acht zaligheden. Asperslag ontwierp de glasramen van de kapel. Valentinus Paquay werd op 9 november 2003 door paus Johannes Paulus II zalig verklaard. Via de grafkapel komt men in het museum van pater Valentinus.

Aan de Paardsdemerstraat zijn voormalige woningen van Hasseltse jeneverstokers en achterliggende bedrijfsruimtes gevestigd. Op de Zuivelmarkt bevindt zich de kapel Onze-Lieve-Vrouw op de Peerdsdemer, van 1978.

Het Begijnhof, op de Zuivelmarkt 33, van het type pleinbegijnhof, werd tussen 1707 en 1780 gebouwd op de rechteroever van de Nieuwe Demer. Tussen 1707 en 1762 werden twee reeksen huizen in Maaslandse renaissancestijl gebouwd. In 1753-1754 werd de begijnhofkerk in rococo, toegewijd aan Sint-Catharina, opgetrokken. De kerk werd verwoest in 1944. In 1780 werd het classicistische poortgebouw toegevoegd. Links van de toegangspoort staat een modern gebouw van 1959, ontworpen door architect G. Daniëls van Maaseik, met tentoonstellings- en vergaderzalen. De grootschaligheid van het gebouw stoort. Het Begijnhof is sinds 1939 beschermd.

Poortgebouw van het Begijnhof te Hasselt

Poortgebouw dat toegang geeft tot het Begijnhof van Hasselt.

Dit pleinbegijnhof is het jongste begijnhof van Hasselt. Het oudste begijnhof, dat in 1245 vermeld werd, lag buiten de stadswallen, ongeveer ter hoogte van het Virga Jessecollege aan de Godfried Guffenslaan. Het werd vernield tijdens de Beeldenstorm. Daarop werd binnen de stadswallen een nieuw begijnhof gebouwd, op de oever van de Demer. Dit begijnhof werd gauw te klein en in 1707 werd het eerste huisje van het derde begijnhof gebouwd. Alle huizen en ook de centrale Sint-Catharinakerk in dit nieuwste begijnhof dateren van voor 1780. Het hele begijnhof werd tijdens het Franse bewind verkocht. De laatste begijn stierf in 1886. Het begijnhof werd dan voor verschillende doeleinden gebruikt. In mei 1944 werd het begijnhof zwaar beschadigd. Het complex, sinds 1938 eigendom van de provincie, werd in 1946 ingericht als provinciale bibliotheek. Het is sinds 1994 een kunstencentrum (Z33). In het Begijnhof is ook het provinciaal museum en het actualiteitscentrum gevestigd. In het Begijnhof liggen ook nog de restanten van de "vischbank" of "indensteen" van 1539 en pijlers van de afgesloten werkruimte van de keurmeesters.

Het Proeflokaal dat hoort bij het Nationaal Jenevermuseum te Hasselt

Nabij het begijnhof bevindt zich de gerestaureerde site, het Nationaal Jenevermuseum te Hasselt. Op de foto het proeflokaal waar geproefd kan worden van een uitstekende selectie jenevers.

Vlakbij het begijnhof bevindt zich een van de unieke bezienswaardigheden van Hasselt: het Nationale Jenevermuseum. In dit museum worden alle facetten van het jeneverstoken belicht.

Het oorspronkelijke gebouw gelegen aan de Hasseltse Witte Nonnenstraat, was een kloosterhoeve van de zusters Franciscanessen-penitenten. Nadat de Fransen eind 18e eeuw de aangeslagen eigendommen van de zusters verkochten aan de familie Bamps werd het gebouw in 1803 omgevormd tot een stokerij. Nadien werden de families Stellingwerff en Theunissen de opeenvolgende eigenaars. Na het overlijden van de weduwe Theunissen viel de activiteit stil in 1971 en raakte de site in verval. In deze periode kwam er aandacht voor het vervallen industrieel erfgoed. Onder meer door acties van industrieel archeoloog Adriaan Linters en historicus Roland Wissels, die zelf een ambachtelijke stokerij bezat, werd in 1975 het gebouw bij Koninklijk Besluit beschermd. Daarna ging het snel: aankoop door de stad in 1979, aanvang restauratie in 1983 en tenslotte de opening als museum in 1987.

Het museum stelt zich tot doel alle facetten te belichten die te maken hebben met de Belgische jenever. Vandaar het epitethon 'Nationaal', in 'Nationaal Jenevermuseum'. Via de in 1981 aangekochte stookinstallatie wordt het volledige productieproces getoond. In het proeflokaal kan de bezoeker, naast de huisgestookte jenever, van meer dan 140 andere Belgische jenevers van een vijftigtal fabrikanten proeven. Men beperkt zich tot het aanbieden van de boven de 35 graden gestookte graanjenever. Ook randfenomenen zoals accijnswetgeving en alcoholisme krijgen aandacht.

Onder impuls van de huidige conservator Davy Jacobs, vinden er regelmatig thematische tentoonstellingen plaats rond het product "jenever". Daarbuiten organiseert men workshops en educatieve rondleidingen voor scholen. Voor de jeugd wordt niet alleen over alcohol gesproken maar men verruimt het verhaal naar het herkennen van geuren en smaken. Immers jongeren worden opgevoed met een toenemende verzoeting van de eet- en drinkcultuur. Ook daarom verkoopt men er geen fruit- en crèmejenevers. Er komen jaarlijks ongeveer 50.000 bezoekers over de vloer. De jaarlijkse Hasseltse jeneverfeesten verklaren deels dit succes.

Het museum bestaat uit: een binnenkoer, een ossenstal (de ossen kregen het stookafval als voedsel), een mouttoren, een kiemzolder, een molenzaal, een stookzaal, een bottelarij, een accijnslokaal, een schuur, een woonhuis en een proeflokaal waar na afloop een glaasje jenever wordt aangeboden.

In 2008 was het museum een van de locaties waar opnames werden gemaakt voor de televisieserie De Smaak van De Keyser. In 2009 liep er een tentoonstelling The making of in het museum over de realisatie van de serie. De cast en de crew gaven toen uitleg hoe de serie tot stand kwam en hoe zij zich inleefden in de plot. Voor de serie werden vele stukken uit de collectie uitgeleend, zoals het materiaal voor het labo van Helena, de stempels van de accijnsbeambte en de ketels van de sluikstoker George. De museumstaf stelde haar kennis ter beschikking van de makers van de serie en corrigeerde waar nodig het scenario op technische onnauwkeurigheden.

Louis Willems, een Hasselaar die het immuniteitsprincipe ontdekte via het onderzoek van door longziekte besmette runderen, was de zoon van een jeneverstoker. Hij wordt permanent herdacht met een standbeeld opgesteld naast het jenevermuseum.

Naast jeneverstad is Hasselt ook bekend als modestad, dit resulteerde in 1986 in een prachtig modemuseum (MMH).

Het Modemuseum te Hasselt

Het Modemuseum (MMH) te Hasselt.

Het Modemuseum Hasselt of MMH is sinds 1986 een stedelijk museum voor authentieke kledij gehuisvest in een verbouwd klooster aan de Gasthuisstraat te Hasselt in België. Het stadsbestuur verbond hiermee Hasselt met mode, mede door de talrijke modezaken in de Hasseltse binnenstad.

De collectie omvat zowel authentieke kleding als accessoires en mode-illustraties. Dit alles vanaf 1750. Het modemuseum ging van start in 1987 en de collectie historische kleding werd heel erg uitgebreid toen Andreï Ivanaeanu, een ontwerper van Roemeense afkomst zijn volledige verzameling aan de stad Hasselt schonk. Ivanaeanu was behalve scenograaf en architect, ook ontwerper van toneel- en operakostuums. Daarnaast verzamelde hij historische kleding uit de hele wereld. Het grootste gedeelte van de collectie van het Modemuseum dateert van de eerste helft van de 20ste eeuw en omvat o.a. merkkleding, maar ook kleding voor speciale gelegenheden zoals doopkleedjes, bijzondere bruidsjurken, avondkledij, rouwkleding. Ook de "gewone" confectiekleding is aanwezig en schetst de evolutie doorheen de tijd. Het topstuk uit de verzameling is afkomstig van een Belgische adellijke familie: een Robe à la Française, uit de Rococo-periode. De volledige collectie omvat ondertussen meer dan 14.000 stukken.

De kerncollectie wordt tentoongesteld via wisselende opstellingen, uitgewerkt rond een thema en vaak aangevuld met bruiklenen. Daarbuiten houdt het museum jaarlijks één thematische grote tentoonstelling, rond een bepaalde ontwerper, een stijlperiode, rond een specifiek materiaal of een bepaalde techniek waarin kledingstukken of sieraden zijn verwerkt. Ook kruisbestuivingen tussen mode en andere kunstvormen komen aan bod. Het museum kan een brok sociale en creatieve geschiedenis tonen en daarnaast een inspiratiebron vormen voor ontwerpers die nu met mode actief zijn.

In de (Godfried) Guffenslaan staan monumentale gebouwen: de neoclassicistische rijkswachtkazerne van 1879; het neogotische Virga Jessecollege van architect L. Jaminé van 1881-1882; het neoclassicistische Koninklijk Atheneum van 1865 en de eclectische provinciale school voor vroedvrouwen van 1912. Het Provinciaal Hoger Instituut voor Verpleegkunde is ontstaan uit de eerste school voor vroedvrouwen. De eerste plannen voor een betere opleiding van de vroedvrouwen werd in 1882 gemaakt. In de voortuin van van het Koninklijk Atheneum liggen de cromlechs, die in Hasselt vaak de ezelsstenen genoemd worden.

Oude foto van het Koninklijk Atheneum te Hasselt

Oude foto van het Koninklijk Atheneum aan de Guffenslaan te Hasselt.

Sommige stenen hebben een diameter van 2 m en zijn op zijn minst 3000 jaar oud. De meeste stenen werden op een diepte van 70 cm tot 120 cm gevonden. Ze lagen meestal dicht bij elkaar. Voor hun ligging naast of op elkaar of in de vorm van tafels en cirkels is nog geen verklaring gevonden. De naam ezelsstenen herinnert aan een brok politieke folklore. Schepen Djef Anten was een vurige voorstander van de overbrenging van de stenen, maar hij stuitte op weerstand bij enkele politici en notabelen. Hij hield vol "als een koppige ezel"... Vandaar de naam ezelsstenen.

De "ezelsstenen" van Hasselt

De "ezelsstenen" of cromlechs in de tuin van het Koninklijk Atheneum, aan de Guffenslaan te Hasselt.

Een beetje verder, links, ligt het Virga Jessecollege, een fusie van het vroegere Sint-Jozefscollege en de humaniora van de zusters Kindsheid Jesu. Het Sint-Jozefscollege werd in de schoolstrijd na de goedkeuring van de schoolwetten van 1879, gebouwd naar plannen van architect Leon Jaminé. Vijf rijke Hasseltse families schonken de bouwgrond. Het is het grootste neogotische gebouw voor burgerlijke doeleinden in Limburg.

Een beetje verder aan de Guffenslaan staat het standbeeld van poolreiziger Adrien de Gerlache (1866-1934) die geboren werd te Hasselt. Hij had een passie voor de zee en trad in dienst bij de marine. Zo leerde hij de zeeën kennen. Zijn grootste ambitie was met een Belgisch schip een expeditie naar de ijsvelden rond de Zuidpool te organiseren. Op 2 juli 1897 kocht hij een dertien jaar oude walvisjager, die hij Belgica doopte. Op 14 augustus 1897 vertrok hij vanuit Antwerpen naar de Zuidpool. Hij had de latere poolreizigers R. Amundsen en F.A. Cook als officieren aan boord. De Gerlache bereikte de poolcirkel op 15 februari 1898, maar liep vast in het ijs. Ongewild werd hij de eerste poolreiziger die op de Zuidpool overwinterde. Zijn reis werd een succes. Hij ontdekte enkele eilanden en een zeestraat en verzamelde heel wat wetenschappelijke gegevens over poolijs, geologie, meteorologie, aardmagnetisme enz. Zijn reisverslag Voyage de la Belgica. Quinze mois dans l'Antartique is een basiswerk voor de studie van de Zuidpool. De Gerlache heeft zijn hele verdere leven gewijd aan de exploratie en de studie van de poolgebieden. Hij stimuleerde ook de bouw van een nieuw Belgisch schoolschip, de Mercator.

Standbeeld Adrien de Gerlache te Hasselt

Standbeeld van Adrien de Gerlache, de beroemde poolreiziger, die in 1866 te Hasselt geboren werd.

Nog aan de Guffenslaan staan de kerk en het klooster van de zusters clarissen. Enkele clarissen kwamen in 1899 uit Roeselare naar Hasselt. Hun klooster was in 1901 voltooid. De laatste zusters clarissen hebben het complex eind 2005 verlaten.

Het monument van de Boerenkrijg op het Leopoldplein werd in 1898 opgericht. Op 5 decelver 1798 werden de boeren in Hasselt verslagen. Ongeveer vierhonderd van hen verloren daarbij het leven. Het Boerenkrijgmonument is een werk van F. De Vriendt en P. Baggen en evoceert het traditionele beeld van de boerenstrijders.

Op de hoek van het Leopoldplein en de Koning Albertstraat staat het kunstwerk Paardenkracht. De paarden zijn typisch voor het werk van Jan Desmarets. Ze stralen kracht, beweging en dynamiek uit, drie eigenschappen die borg staan voor de verdere groei en bloei van de stad. Het Leopoldplein maakt deel uit van de Groene Boulevard, de vroegere kleine ring, die omstreeks 1850 op de plaats van de vroegere stadswallen werd aangelegd. Grote ringlanen op gesloopte stadswallen waren toen internationale mode en Hasselt volgde de trend van Brussel, Parijs en Wenen. Het Leopoldplein was "the place to be" voor de rijke burgers.

Aan de Thonissenlaan staat het beeld Man met Hond van José Vermeersch. Ter hoogte van dit kunstwerk staat een aantal huizen van jeneverstokers. Toen omstreeks 1850, na het slopen van de stadswallen, de kleine ring werd aangelegd, was op de boulevard wonen chic: in 1903-1904 werden acht huizen aan de Thonissenlaan gebouwd in opdracht van Louis de Borman-Stellingwerff, zoon van jeneverstoker Emile de Borman. Links van de deur van huis nr. 64 staat te lezen: "Louis de Borman 1903". Een beetje verder staat het beeld De Vogels van Robert Vandereycken, een symbool van de verbondenheid tussen het Japanse Itami, het Chinese Foshan en Hasselt. Twee identieke beelden bevinden zich in Itami en Foshan.

Architect L. Jaminé ontwierp de hospitaalvleugel het Oud Hospitaal van 1866-1871 in Vlaamse neorenaissancestijl, aan de Thonissenlaan. Over de verzorging van de zieken in het vroegere Hasselt zouden heel wat boeiende bladzijden geschreven kunnen worden. Het ziekenhuis van de grauwzusters bekleedde daarin een belangrijke plaats. Het oudste ziekenhuis werd in 1626 bediend door drie Diestse grauwzusters. Ze bouwden tussen 1663 en 1666 hun klooster Sint-Barbaradal in de Gasthuisstraat. In het midden van de 19e eeuw was dit ziekenhuis bouwvallig. Architect Jaminé tekende de plannen van een nieuw ziekenhuis in neorenaissancistische stijl. De bouwwerken werden echter een lijdensweg, vooral om financiële redenen. Dankzij collectes, bals voor de high society, tombola's en de herdenkingssteen voor de milde schenkers in de voorgevel, geraakte Jaminé uit het slop. Gouverneur Bovy opende het hospitaal plechtig in 1872. Het Oud Hospitaal was echter niet berekend op de explosie van de geneeskundige zorgen na 1950. De laatste zieken verlieten het in 1961. Toen waren alle medische diensten al naar het Virga Jesseziekenhuis overgebracht. Na 1961 werd het Oud Hospitaal een politiekantoor en een museum (zie modemuseum). Nu doet het ook dienst als gerechtshof.

De 19e-eeuwse gevangenis aan de Martelarenlaan staat leeg. De nieuwe gevangenis staat aan de grote ring aan de gebouwen van uitgeverij Concentra.

Hasselt (buiten het centrum)

In het gehucht Godsheide staat de kerk Onze-Lieve-Vrouw Bezoeking van 1849-1850. Het is een eclectisch gebouw met drie beuken, een tongewelf en een neoclassicistisch interieur. Het meubilair is 19e-eeuws. Het orgel van 1869, gebouwd door Vermeulen van Weert, is sinds 1975 beschermd. De beelden stammen uit de 16e-19e eeuw: Sint-Gerardus van Brogne dateert van omstreeks 1500, Onze-Lieve-Vrouw met Kind is 17e-eeuws en Jezus aan het Kruis is 18e-eeuws. De neoclassicistische pastorie dateert van omstreeks 1850.

Buiten het centrum van Hasselt staan nog verscheidene, meestal gekalkte, langgerekte Kempische boerderijen. In de Kiezelstraat staat de halfgesloten hoeve Spaans huis, met een 16e-eeuwse woning in vakwerkbouw.

De Tongerse architect Ulrix ontwierp voor het gehucht Kiewit de neogotische Sint-Lambertuskerk van 1935. De kerk is een driebeukige bakstenen kerk met natuurstenen sierelement. De barokke biechtstoel is van omstreeks 1650. De brandglasramen van 1937 komen uit het atelier L. van der Essen in Roermond. Een eikendreef geeft toegang tot het neoclassicistische herenhuis van 1850-1900, het kasteel van Kiewit. Deze half-gesloten 17e-eeuwse hoeve werd in de 19e eeuw aangepast. Bij de dreef staat het Weerstandsmonument. Kiewit is ook de naam van het natuurdomein. Op het gehucht liggen verscheidene langgerekte Kempische hoeven.

Het "Kasteel" van Kiewit

Het "Kasteel" van Kiewit. Dit neoclassicistische herenhuis bevindt zich aan de ingang van de kinderboerderij te Kiewit.

In het gehucht Rapertingen staat de neoromaanse Sint-Jozefskerk van 1914, een driebeukig bakstenen gebouw, ontworpen door architect Jozef Deré. Rik Verhelst maakte de muurschilderingen van 1966.

Hasselt bezit verscheidene kastelen. In de Mombeekdreef staat het neoclassicistische kasteel van Mombeek van 1830-1900, voorheen "omgracht", met de grote, gesloten hoeve Mombeekwinning van 1750-1800 en een woonhuis van 1777. Aan de Pietelbeekstraat staat het neoclassicistische kasteel van Pietelbeek van 1850-1900 met park en Pietelbeekwinning, een voorheen gesloten hoeve met een inrijpoort van 1767. Aan de Trekschurenstraat staat het kasteel van Trekschuren van 1800-1850 in een park met een vijver en de kasteelhoeve Trekschuurwinning. Aan de Henegauwlaan ligt het classicistische kasteel Henegauw uit de 18e eeuw, voormalig goed van de kanunniken van het Heilig Graf. Het kasteel werd in de 19e eeuw omgebouwd. Verspreid in het gehucht liggen veel hoeven van het langgerekte en halfgesloten type, onder andere de cellenbroederswinning van omstreeks 1750. Het is de voormalige kloosterhoeve van de Hasseltse alexianen aan de Tomstraat. Aan de Singelbeekstraat prijkt een schilderachtige kapel in vakwerkbouw, tussen twee linden.

In de verstedelijkte wijk Runkst, vergroeid met de stadskern, staat de neogotische Sint-Hubertuskerk van 1913-1921, een driebeukig bakstenen gebouw met natuurstenen sierelementen. Het meubilair is neogotisch. De koorbeschildering, met taferelen uit het leven van Sint-Hubertus, van 1952-1953, zijn creaties van Paule Nolens. De glasramen van 1952 werden ontworpen door Roger Daniëls. In de westgevel zit een roosvenster van 1950 door Kiegen van Maastricht.

Op het Sint-Hubertusplein staat sinds 1953 een monument voor de gebroeders Adons, missionarissen in China. Het is een werk van beeldhouwer V. Beirens. Voor de wijk 't Gaarveld ontwierp Harry Elström het beeld de Planter van 1965. Aan de westzijde van Runkst staat de Sint-Christoffelkerk. De bakstenen Heilig Kruiskerk van 1969-1971 aan de Kruisherenlaan heeft een opengewerkte vrijstaande toren. De kapel van Hilst, van 1850, aan de Sint-Truidersteenweg eert de nagedachtenis van de Boerenkrijgers die hier in 1798 verslagen werden. De woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog rond Hasselt tot stand kwamen, kregen een nieuwe parochiekerk. Architect G. Daniëls van Maaseik maakte het plan van de moderne H. Hartkerk van 1959. De kerk heeft een slanke toren van 38 m, een grote winterkapel, een vierkante doopkapel, een crypte onder het koor en smalle vensters. Bruggeling Michel Martens ontwierp de glasramen omstreeks 1960. Het Cavaillé-Collorgel is beschermd. In de voorgevel staat een bronzen Heilig Hartbeeld van omstreeks 1960 door Temmerman en Van Overmeire.

Voor de Kempische wijk ontwierp architect Peeters de enkelvoudige kerk Maagd der Armen, van 1968. Aan de Banneuxstraat heeft letterkundige Alfons Jeurissen (Hasselt 1874 - Ekeren 1925) zijn gedenkteken.

In de Casterwijk staat de modern-gotische Sint-Catharinakerk van 1961. Het natuurstenenen reliëfbeeld van Sint-Catharina van omstreeks 1960 is een werk van Truienaar Beirens. Rechts van de Luikersteenweg staat de Sint-Maartenskerk van 1967 naar een ontwerp van architect Emile Baert.

Het Cultuurcentrum Hasselt van 1972 ligt aan de Kunstlaan. Toondichter Armand Preud'homme heeft hier sinds 1981 een monument, een creatie van beeldhouwer Jan Van den Brande. Op het ruime voorplein pronkt sinds 1983 Vrouwe in de Zon, van beeldhouwer Georges Grand (Doornik 1901-1984). Het borstbeeld van jeugdschrijver Lod. Lavki is een creatie van Raf Mailleux. De Cyclisten zijn van Chrony, de Poort van Gedachten van G.V. Massacci, Mensen van W. Ceysens. Aan de Toekomststraat staat een beeld van eregouverneur Louis Roppe, door L. Ianchelevici. Aan de Paalsteenstraat staat de sinds 1938 beschermde Paalsteen. De steen is een van de vier kalkstenen grenspalen, die in 1666, met toestemming van prins-bisschop Maximiliaan Hendrik van Beieren, door de Hasseltse stadsmagistraat opgericht werden op de heide tussen Zonhoven en Hasselt.

De Paalsteen op de grens tussen Hasselt en Zonhoven

Grenspaal uit 1666 tussen Hasselt en Zonhoven geplaatst in opdracht van de Luikse prins-bisschop Maximilianus Henricus van Beieren met daarop zijn wapenschild en dat van Hasselt en aan de andere zijde de tekst "NON ULTRA SONHOVIENSES SUB POENA CORPORALI EX EDICTO SER=MI" ("Zonhovenaren niet verder onder lijfstraf").

Twee andere stenen bevinden zich aan het gemeentehuis van Zonhoven en in het Openluchtmuseum van Bokrijk.

De Japanse tuin, de grootste van Europa, ligt aan de Gouverneur Verwilghensingel.

Kermt

De Onze-Lieve-Vrouwekerk kreeg haar huidige aanzicht in fases. De romaanse onderbouw van ijzerzandsteen dateert van 1220. Het driebeukige classicistische schip is van 1770. De zware vierkante laatgotische westertoren is van bak- en zandsteenstijl. De ankers wijzen het jaartal 1412 aan, een datum die betrekking heeft op het bovenste, jongste deel van de toren. De ondertoren moet veel ouder zijn. Architect van de kerk was Luikenaar B. Digneffe. De transeptramen, het koor en de sacristie in neoclassicistische stijl dateren van 1911-1912, en werden ontworpen door architect H. Martens van Stevoort. De toren is sinds 1948 beschermd.

De Onze-Lieve-Vrouwekerk te Kermt met torenonderbouw uit 1220.

De toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Kermt. De toren heeft een zeer oude onderbouw uit 1220.

De classicistische communiebank en vier bichtstoelen zijn laat-18e-eeuws, de preekstoel is van 1750-1800. De laatgotische calvariegroep dateert van omstreeks 1500, Onze-Lieve-Vrouw met Kind staande op Draak is vroeg-16e-eeuws. Sint-Barbara is van 1550-1600, Sint-Jan de Doper in bloemenkrans en Maria Magdalena in bloemenkrans zijn laat-17e-eeuwse schilderijen. Sint-Pieter en Sint-Paulus zijn vroeg-18e-eeuw. Buiten de kerk staan twee hardstenen grafkruisen van 1778 en 1811. Naast de toegangsdeur staat een oude calvarieberg uit het begin van de 16e eeuw. De beelden van Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Jan steunen op het zogenaamde graf van Sint-Trudo dat hier in 1936 geplaatst werd. De beelden werden in 1965 gerestaureerd en onder een nieuw afdak geplaatst.

De kapel Onze-Lieve-Vrouw Troost der Kleine Kinderen is een barokkapel uit de 17e eeuw. Ze ligt vlakbij de Diestersteenweg in Kermt-Centrum. Geregelde bezoekers kennen de kapel als 'Onze-Lieve-Vrouw-van-de-Voetbaan' of ook 'Onze-Lieve-Vrouw-op-'t-Grient', maar officieel is de welluidende benaming 'Onze-Lieve-Vrouw-Troost-der-Kleine-Kinderen'.

Het gebouw kwam er onder impuls van Jean Erard Foullon de Cambray (Luik 1609-Doornik 1668). Zijn broer, Servais Foullon, de latere abt van Sint-Truiden schonk hem bij die gelegenheid een zeer mooi beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Loretto, een kunstwerk van de Luikse beeldhouwer Jan Delcour. Het zeer waardevolle beeld bleef tot voor enkele jaren in het kerkkapelletje bewaard, maar dan werd het, op nogal betwistbare wijze, door de eigenaar van de aanpalende gronden weggenomen.

Na de verovering van onze streken door Franse soldaten einde 18de eeuw, werd het kapelletje geregeld bestolen. Om daar beter weerstand tegen te bieden mocht een arme vrouw het kapelletje bewonen. Er werd toen voor haar een schouw gemetseld die vandaag nog steeds zichtbaar is.

De kapel werd altijd druk bezocht door bedevaarders die van Hasselt naar Scherpenheuvel wandelden en hier hun eerste rustpunt vonden. Mgr. Antonius Casimir baron de Stockheim had dat opgemerkt en omdat hij zich het lot van de kapel aantrok, liet hij het merkelijk vergoten om de wandelaars onderdak te bieden. Tot ver na de Tweede Wereldoorlog was de kapel ook het toevluchtsoord van jonge moeders met problemen, die vaak hun kleine kindjes meebrachten om beterschap af te smeken. Logisch gevolg daarvan was de oprichting van een broederschap in 1949: de broederschap van Onze-Lieve-Vrouw-Troost-der-Kleine-Kinderen.

Kuringen

Oorspronkelijk behoorde Kuringen tot de moederparochie Hasselt en werd pas op het einde van de 12de eeuw een zelfstandige parochie. De graven van Loon, die vaak in de burcht van Kuringen verbleven, lieten toen dicht bij hun slot, maar volledig buiten de dorpskern, een kerk bouwen. Het patronaatsrecht, dat is het recht om de pastoor te benoemen, en de tienden, een kerkbelasting die bestond uit een tiende van de oogstopbrengst kwamen heel vroeg in handen van de hier in 1182 opgerichte Abdij van Herkenrode, die sindsdien in principe instond voor het onderhoud van het kerkgebouw.

In de veertiende-vijftiende eeuw werden de vierkante toren in ijzersteen, het koor en transept (dwarsbeuk) gebouwd. Omstreeks 1770 toen de bevolking van de parochie, waartoe tot in 1842 ook Stokrooie behoorde, merkelijk was toegenomen, verruimde men de kerk met zijbeuken. In 1929 werd de kerk nogmaals vergroot.

In de kerk worden enkele mooie beelden waaronder ook een zeer waardevol 13e-eeuws Gertrudisbeeld bewaard evenal een gotisch kruisbeeld onder de triomfboog van het koor. De kerk van Kuringen was ook een gekend bedevaartsoord ter ere van de heilige Gertrudis die o.m. aanbeden werd als " verdedigingsheilige" van ratten en muizen ... om het wat oneerbiedig te zeggen.

Ook bestond hier sedert de 15de eeuw de eerbiedwaardige Broederschap van St.-Gertrudis, die in de 16de-17de eeuw al wat naam en faam in de streek had - edelen, vorsten en prinsen - onder hun leden telden.

Oude afbeelding van het Prinsenhof te Kuringen, Hasselt.

Het Prinsenhof, het Kasteel van Kuringen, omstreeks 1738.

In de onmiddellijke omgeving, aan de Demer, bevinden zich resten van het waterslot van prins-bisschop Erard van der Marck van 1515. Het is bekend als Prinsenhof. De onderbouw van twee bakstenen hoektorens is bewaard. De resten zijn deels geïntegreerd in een neorenaissancistisch kasteeltje van 1912, ontworpen door architect Minnaert. Een metalen omheining, begroeid met planten, geeft de contouren van het oorspronkelijke kasteel weer. Het waterslot is eigendom van de stad Hasselt. De oudste gegevens gaan terug tot de 2e helft van de 13e eeuw, toen de graven van Loon, Kuringen akten verleenden. Of de Loonse grafelijke familie hier permanent verbleef, is niet duidelijk. Na de 15e eeuw werd het kasteel verwoest en in volle praal heropgebouwd. Prins-bisschop Erard Van der Marck maakte er een prachtig renaissancegoed van en organiseerde er een heus hofleven. In de 17e eeuw begon het verval: een brand vernielde twee torens en na de Franse Revolutie werden de ruiïnes verkocht. In het midden van de vorige eeuw richtte de familie Bamps hier een zomerverblijf in. In 1950 verwierf gouverneur Verwilghen het goed en zijn familie bleef eigenaar tot de stad Hasselt het in 1984 aankocht. In de periode 1986-1987 heeft hier een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Momenteel doet het Prinsenhof dienst als "gemeentehuis" van de deelgemeente Kuringen.

Het voormalige huis van de schout van Kuringen aan de noordzijde van het dorpsplein is nu een pastorie. Het huis dateert van 1783 en is een classicistisch Maaslands dubbelhuis, met geschilderde wanddecoratie en stucwerk. Hier wordt het register van de Sint-Gertrudisbroedschap bewaard. Het register werd bijgehouden vanaf 1419, werd hernieuwd in 1549-1551 en bijgehouden tot omstreeks 1970. Het is een verlucht handschrift geschreven op perkament.

Op het dorpsplein staat de kapel Onze-Lieve-Vrouw van Fatima, van 1950. Bij het voormalige gemeentehuis staat sinds 1955 een monument met een borstbeeld van pastoor J.G. Habraken (Hamont 1883 - Kuringen 1946), een sociaal voorman in Limburg.

Ten noordwesten van de dorpskom aan de Demer, lag de voormalige abdij Herkenrode. Ze dateert van 1182-1796 en was de vroegste stichting van de cisterciënzerinnen in de Nederlanden. Zij was ook de officiële begraafplaats van de graven van Loon. In 1317 verwierf Herkenrode het Sacrament van Mirakel, dat nu in de Sint-Quintinuskathedraal in Hasselt staat. Dit feit maakte van Herkenrode een befaamd bedevaartsoord. De abdij van Herkenrode is toegankelijk via twee lindedreven.

De oude abdij van Herkenrode te Kuringen (Hasselt)

De zeer oude abdij van Herkenrode (gesticht in 1182) te Kuringen (Hasselt).

De bewaarde gebouwen dateren van de 16e tot de 18e eeuw. Het laatgotische poortgebouw dateert van 1531. De ruime "abdijwinning" bestaat uit 18e-eeuwse vleugels, met een hoektoren. Ze is gebouwd in gesloten aanleg tegen een tiendenschuur van 1656. Aan de Demer ligt de abdijmolen van 1500-1550, die in 1838 vergroot werd. Rechts van de hoeve liggen de resterende kloostergebouwen: infirmerie in Maaslandse renaissance, van 1658; resten van het 16e-eeuwse kloosterpand, dat in de 18e eeuw verbouwd werd en het gerestaureerde abdiskwartier, dat architect L.B. Dewez omstreeks 1770 ontwierp. Het was in de 19e eeuw bewoond als kasteel en sinds 1972 klooster van de reguliere kanunnikessen van het Heilig Graf van Bilzen. Het landschappelijke park werd in de 19e eeuw aangelegd. De voormalige abdijgebouwen en hun omgeving, ongeveer 280 ha, zijn sinds 1974 beschermd als monumenten en als landschap. In 1988 kocht het Vlaamse Gewest 105 ha van de vroegere abdijsite. Sinds vorig jaar (2010) is de abdijsite volledig gerestaureerd. Het begon in 1182 met de stichting in het centrum van het graafschap Loon door graaf Geeraard (1171-1194). In 1217 werd Herkenrode officieel opgenomen in de Orde van Citeaux; het werd de eerste en bleef de belangrijkste vrouwenabdij van de cisterciënzers in de Nederlanden. De abdij bloeide tot de Franse Revolutie, waarna de hele site ontmanteld werd, verkocht en verdeeld. In 1998 kocht het Vlaamse Gewest een groot deel van het domein: het gaf de gronden in beheer aan zijn afdeling Natuur en de gebouwen aan Erfgoed Vlaanderen. De 2 ha grote kruidentuin werd in juni 2006 opengesteld voor het publiek. De kruidentuin is een wandeltuin en een ontdekkingstuin en beschikt over een botanische verzameling. De ruggengraat van de tuin wordt een 204 m lange loofgang. In een tweede rij tuinen staan "gebruiksplanten": verfplanten, moestuinplanten en landbouwgewassen. Achter de abdijgebouwen ligt een (on)kruidentuin, een natuurlijke biotoop. De cisterciënzers leefde in nauwe relatie met hun omgeving.

In de Rode Rokstraat staat de 18e-eeuwse hoeve met losstaande gebouwen binnen het beschermde domein van Herkenrode. Aan de Paardenweideweg is van het Aldenhof, de voormalige hoeve van de abdij van Herkenrode, enkel het woonhuis van 1646 met 17e-eeuws bakhuis bewaard. In de wijk Overdemer staat de voormalige waterradmolen Bookmolekens van 1657 op de Slangenbeek. Het Speelhof aan de Gebrandestraat is 17e-18e-eeuws.

De Sint-Leonarduskapel aan de Overdemerstraat wordt omgeven door linden en dateert uit de 18e eeuw. Op het gehucht Schimpen staat een eclectisch herenhuis van omstreeks 1870, het kasteel van Schimpen. De Boswinning, de voormalige abdijhoeve van Herkenrode van 1775, staat aan de Stevoortse Kiezel. De halfgesloten hoeve de Hoef dateert van 1874.

Ten noordwesten van de abdij, aan de autoweg, ligt de 18e-eeuwse, classicistische Tuilterwinning met abdijwatermolen op de Tuilterdemer. De Tuilterdemer is een kunstmatige aftakking van de Demer, die Herkenrode bediende. De Tuiltermolen, de graanwatermolen van de abdij Herkenrode, met U-vormige classicistische aanleg van 1750-1800, staat aan de Stokrooieweg. De molen is sinds 1974 beschermd.

Nog in de wijk Tuilt staat de Sint-Jozefskerk, een moderne bakstenen zaalkerk van 1955. Aan de Beyenstraat staat de Sint-Janskapel van 1701. Het beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind is van 1500-1550, twee bidbanken zijn van 1661 en 1731. Aan de Roverstraat ligt de 18e-eeuwse hoeve De Draekerwinning, die in de 19e eeuw verbouwd werd. Aan diezelfde straat staat ook een grenspaal van Naamse steen met een piramidaal dak. Hij wijst de grens aan tussen de vrijheerlijkheid Kermt en het domein van de voormalige abdij van Herkenrode. De grens is aangeduid op oude kadasterkaarten uit de 17e eeuw.

In de Sint-Janswijk staat de zaalkerk van Sint-Jan de Doper van beton en baksteen. Ze werd in 1968 gebouwd door architect M. Driessens van As. Het tabernakel, de godslamp en de cultusobjecten van 1968 zijn creaties van Hechtelaar W. Ceyssens. De Wielewaal beheert het natuurreservaat Kolberg, dat circa 90 ha groot is.

Sint-Lambrechts-Herk

Op een hoogte staat de Sint-Lambertuskerk van 1892-1894, een bakstenen neogotisch bedehuis met natuurstenen sierelementen. Ze bestaat uit een driebeukig schip, een transept, een vrijstaande westertoren en een koor met een veelzijdige apsis. Ze heeft een neogotisch interieur. Op de koorruimte na is het interieur van de kerk vrij sober. Er staat een gebeeldhouwde kruisweg van De Vriendt, die ook het Hasseltse Boerenkrijgmonument ontwierp. Veel waardevolle kunstwerken bezit de kerk niet. Enkel het doek Graflegging, van 1650 van de Luikse schilder Gauthier Damery, enkele gepolychromeerde beelden uit de 16e-18e eeuw en een monstrans van omstreeks 1750 zijn het vermelden waard. Op het kerkhof staan 17e-18e-eeuwse grafkruisen. De pastorie werd in 1850-1900 gebouwd.

De moderne sporthal van 1983 werd ontworpen door architect Albert Vanleysen.

Kasteel en kasteelhoeve van Wideux te Sint-Lambrechts-Herk (Hasselt)

Het kasteel en kasteelhoeve van Wideux (17e-18e eeuw) te Sint-Lambrechts-Herk (Hasselt).

In het bakstenen kasteel van Wideux uit de 17e-18e eeuw is kalksteen verwerkt. De gedeeltelijke sloop van 1970 tastte de architectonische homogeniteit van het kasteel sterk aan. De kasteelhoeve van Wideux dateert uit de 18e eeuw. Jean-Nicolas de Stembier, een Luiks edelman, gaf de opdracht tot de bouw van het kasteel in classicistische stijl. Het was bestemd als zetel van de heerlijkheid Wideux. De werkzaamheden werden in 1747 afgerond. De kasteelhoeve vormde oorspronkelijk een symmetrisch geheel en had alle kenmerken van een Haspengouwse kasteelhoeve. Een centraal poortgebouw, dat geflankeerd werd door stallingen en torens in de noordoostelijke vleugel, leidde naar een binnenplein. Aan de overzijde van dit plein bevond zich een imposant herenhuis en aan weerszijden daarvan de dienstgebouwen. De symmetrie is verdwenen, en delen van de kasteelhoeve zijn afgebroken. De hoeve is een particulier bezit en is niet toegankelijk voor het publiek.

Aan de Kannaertstraat is het 19e-eeuwse Caenenhof met 17e-eeuwse kern nu een boerderij. Buiten de dorpskern van Kuringen is de vakwerkbouw nog sterk aanwezig: gesloten hoeves, met losse bestanddelen en langgerekte hoeves, in stijl- en regelwerk, met wit of lichtblauw gekalkte lemen vullingen, meestal onder dak met Vlaamse pannen. Het levert schilderachtige landschapselementen op.

Spalbeek

In de dorpskom staat de neoromaanse kerk Onze-Lieve-Vrouw Boodschap van 1889-1890, ontworpen door architect Jaminé. Het is een eenbeukige kerk van baksteen met sierelementen van natuursteen, met een halfingebouwde westertoren en een koor in klaverbladvorm. Het meubilair is van omstreeks 1900. Het 16e-eeuwse triomfkruis komt van de calvarie van de Onze-Lieve-Vrouwekapel, Onze-Lieve-Vrouw met Kind dateert van 1550-1600, Sint-Jozef met Jezuskind van omstreeks 1700. Het wijwatervat van marmer en kalksteen is 17e-eeuws en komt uit de abdij van Herkenrode. Het orgel is beschermd.

Aan de Spalbeekstraat deede Onze-Lieve-Vrouwekapel eeuwenlang dienst als bedehuis van Spalbeek. Tot 1848 deed deze kapel dienst als kapelanie van de parochie Kermt. De bouwfases van de kapel zijn duidelijk afleesbaar in de materialen: een romaans koor, wellicht 12e-eeuws, drie gotische oostelijke traveeën van het ijzerzandstenen schip, twee laatgotische westelijke traveeën en een bakstenen westgevel van 1600-1650, en een torentje van 1757. De kapel werd in 1958 gerestaureerd en opnieuw in 2005. Ze is sinds 1946 beschermd. De dikke muren met hun lagen Diestse ijzersteen zijn weer grauwwit gekalkt, zoals eeuwen de gewoonte was. De 14e-eeuwse muurschilderingen die een naamloze kunstenaar zes eeuwen geleden in het koor aanbracht, werden per toeval ontdekt in 1870. Centraal staat Elisabeth van Spalbeek. Tegenover de kapel ligt de halfgesloten 18e-eeuwse hoeve Kapelwinning.

De 18e-eeuwse Kapelwinning te Spalbeek (Hasselt).

De 18e-eeuwse Kapelwinning te Spalbeek (Hasselt).

Aan de Herkkantstraat staat het neoclassicistische herenhuis kasteel Rijksdaal van 1850-1900, met een park. Hoewel Spalbeek sterk naar een forenzendorp evolueerde, bleven verschillende hoeves in vakwerk bewaard: langgerekte en halfgesloten hoeves van het type hoeves in vochtig Haspengouw. Ze stonden onder andere aan de Herkkantstraat, de Spalbeekstraat en de Wijerstraat.

De Veldekensmolen verwijst naar Hendrik van Veldeke. Het is een voormalige waterradmolen op de Demer. Hij is eeuwenoud, maar werd in 1917 sterk verbouwd, omdat hij door een brand zwaar beschadigd was.

Stevoort

Aan de Alkenstraat te midden van het kerkhof staat de driebeukige Sint-Maartenskerk. Ze kreeg haar aanzicht in fases. De laatgotische vierkante toren dateert van 1557. Het is een baksteenbouw met mergelstenen speklagen en een ijzerzandstenen plint. Het classicistische schip en het koor, van 1787, met een rechte afsluiting, werden ontworpen door architect Digneffe van Luik. De classicistische Herenkapel of Kapel van de Libotton van 1787, met stucwerk op de muren, bevindt zich aan de noordzijde van het koor. Het plafond is versierd met het tafereel van de Tenhemelopneming van Maria, van omstreeks 1787. Hyacintus Martens ontwierp twee zijbeuken van 1891-1892. De stucdecoratie op de scheidingsboog tussen het schip en het koor, met het wapenschild van Augustina van Hamme, abdis van Herkenrode, dateert van omstreeks 1770. Het beeld Jezus aan het Kruis is van omstreeks 1500. Sint-Martinus is van het begin van de 16e eeuw. Ook Sint-Hubertus en Jezus op de koude Steen zijn 16e-eeuws. Het Sint-Apolloniareliëf dateert van 1666. Abdis Mechtildis van Herkenrode heeft in de kerk een houten gedenkplaat van 1545. Hier liggen grafstenen van J.J. de Libotton (?-1787), met alliantiewapens en van pastoor J. Purnal (?-1815). Pastoor Purnal was van 1798 tot eind 1799 naar het eiland Rhé verbannen en schreef daarover een reisverhaal. De kerkschat omvat liturgisch ziverwerk uit de 18e-19e eeuw, onder andere een zonnemonstrans van omstreeks 1700 en een kelk van 1780. Op het kerkhof staan drie grafkruisen uit de 17e-18e eeuw. Sinds 1985 is de kerk als monument beschermd. In 2003 onderging ze een grondige en ingrijpende restauratie. In de kerktoren bevindt zich een 17e-eeuwse kist met drie sloten, waarin vroeger de gemeentedocumenten bewaard werden. De pastorie in neotraditionele stijl werd in 1880 gebouwd.

De beschermde Sint-Maartenskerk te Stevoort (Hasselt)

De beschermde Sint-Maartenskerk, met delen uit de 16e eeuw, te Stevoort (Hasselt).

Aan de Hasseltse Dreef is het voormalige waterkasteel van de heren van Stevoort nu de onderwijsinstelling Mariaburcht. Het kasteel in gesloten aanleg werd in fases gebouwd. De vierkante hoektoren is 16e-eeuws. De massieve hoektoren dateert van 1705. Dit herenverblijf in rococostijl van 1750-1800 werd gebouwd in opdracht van N.J. de Libotton, heer van Stevoort. De dienstgebouwen zijn uit dezelfde periode. Vermoedelijk bestond dit kasteel al in de 11e eeuw. De oudst bekende eigenaar is Arnold van Steynvoorde. In de 16e eeuw werd het goed eigendom van de familie Salm-De Rougraeve. Uit die tijd dateert de zuidoostelijke toren. Toen de familie de Libotton in 1701 eigenaar werd, liet zij het kasteel volledig verbouwen en vernieuwen. De muurankers in de noordoostelijke toren getuigen hiervan. Het huidige uitzicht van het kasteel dateert van 1769. In 1826 kocht de familie Palmers de Terlamen het goed. Deze familie domineerde tientallen jaren het dorp. In 1922 kocht de provincie het kasteel en vroeg ze de zusters van Berlaar om er een huishoudschool op te richten. Vandaag de dag is Mariaburcht uitgegroeid tot een middelbare school met meer dan achthonderd leerlingen.

De halfgesloten kasteelhoeve Kannaertshof aan de Hasseltse Dreef in het gehucht Klein-Stevoort was vroeger een Loons leen. De hoeve heeft een poortgebouw met duiventil van 1653, een 16e-eeuwse laatgotische herenwoning, stallingen van 1653, een dwarsschuur van 1714 en overblijfselen van een "omgrachting".

Op de Herk staan twee graanwatermolens: de 19e-eeuwse onderslagmolen Elsartmolen met een woonhuis van 1926 aan de Herkkantstraat en de langgerekte Dorpsmolen van het type middenslag van 1850-1900 met een oudere kern, een molenhuis en een aanbouw. De Dorpsmolen is samen met de omgeving sinds 1979 als dorpsgezicht beschermd. Hij werd volledig gerestaureerd en kreeg de Provinciale Monumentenprijs.

Verspreid in het dorp tussen de toenemende lintbebouwing liggen nog verschillende vakwerkhoeves van het type hoeve in vochtig Haspengouw, met een langgerekte of gesloten aanleg. Voorbeelden zijn onder andere de halfgesloten 18e-eeuwse Scholteswinning aan de Kermtstraat, en de hoge 17e-eeuwse langgerekte hoeve Schaubourg aan de Oppenstraat. Het driehoekige Sint-Maartenplein, een dorpsplein, wijst op een Frankische invloed. Een kapelletje dateert van 1910.

In het Palmershuys, ook kasteeltje van Palmers genoemd, woonden de zusters van Berlaar. Het huis is nu een café-restaurant. De villa van Hyacintus Palmers was de woning van de Stevoortse bouwmeester 'Sintus Mattes'. Hij werd in 1847 geboren, en bouwde en verbouwde naast tal van woonhuizen meer dan veertig kerken in Limburg.

Stokrooie

De neoclassicistische Sint-Amandskerk van 1850-1853 in de dorpskom is een driebeukig bakstenen gebouw met natuurstenen sierelementen, een ingebouwde westertoeren en een koor met een halfronde apsis. Het meubilair is 19e-eeuws. Een laat-18e-eeuwse biechtstoel staat in de noordelijke zijbeuk. Het barokke Sint-Amandsbeeld is voreg-18e-eeuws. Vier doeken van het einde van de 16e eeuw worden aan de school van Suavis, alias Lambert Zoete van Luik, toegeschreven. Ze komen uit de abdij van Herkenrode. Heilige Familie is een 18e-eeuws schilderij. In de doopkapel is de muurschildering Doopsel van Jezus van 1962 te zien, een werk van Raf Mailleux van Genk. De glasramen van 1957 in de zijbeuken komen uit het atelier Osterrath in Tilff. De kartons waren van L. Crespin en M. Hizette. Ze tonen taferelen uit het leven van Sint-Amand. Acht geelkoperen altaarkandelaars dateren van omstreeks 1650.

Het Olmenhof te Stevoort dateert van 1743.

Een oude foto van het Olmenhof te Stokrooie. Deze hoeve dateert van 1743.

Aan de Goorstraat staat het woonhuis van 1743 van het Olmenhof, een voormalige abdijhoeve van Herkenrode. Stokrooie bezit nog vakwerkhoeves.

Wimmertingen

In het kasteel van Wimmertingen woonde en overleed de eerste Hasseltse burgemeester na 1830, Julien de Cecil (1795-1865). Het is een imposant kasteel, vroeger een kwadraathoeve en bewoond door voorname families. Omstreeks 1830 kocht de eerste burgemeester van Hasselt het kasteel voor zijn moeder. Hij verbouwde een deel. Zijn nazaten de Grady-de Cecil lieten de helft van de hoeve afbreken en er een verdieping bouwen. Deze familie leverde drie burgemeesters aan Wimmertingen. De laatste was Inez de Grady de la Neuville van 1946 tot 1976. Na haar dood veranderde het kasteel van eigenaar. In 1914 bonden Duitsers enkele Wimmertingenaren aan een boom. Mevrouw de Grady herkende een van de Duitse officieren. Zij had hem tijdens een vakantie in Oostenrijk ontmoet. De verdachte Wimmertingenaren mochten gaan! Het kasteel heeft een mooi park met een vijver en een eiland.

Het oudste jaartal 1628 op de Sint-Niklaaskerk staat vermeld aan de zuidzijde, waar nog een deel van het kerkhof ligt. In dat jaar werd de lemen kapel afgebroken. Het wapenschild op de mergelsteen verwijst naar de graaf van Heers, die toen de eerste steen legde van een bakstenen gebouw. Op het kerkhof staat de grafkelder van de eerste Hasseltse burgemeester na 1830 en zijn nazaten die het kasteel bewoonden. In 1843 werd de kerk in westelijke richting uitgebreid door de bouw van de eerste toren, de doopkapel en de toegang naar de toren. In 1899 werd een nieuw koor in oostelijke richting, twee sacristieën en een dwarsbeuk toegevoegd. In juni 1901 sloeg de bliksem in de toren, en brandde de kerk af. In de noordelijke toegangsdeur staan de hamerslagen van smid Louis Hermans, die een toegang tot de kerk wilde forceren. Hij wilde het allerheiligste in veiligheid brengen en redden wat nog te redden viel. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden nog twee zijbeuken bijgebouwd om de steeds groter worden parochiegemeenschap van de nodige plaats te voorzien. In september komen vele bedevaarders naar Wimmertingen om Sint-Gillis te vereren. Deze heilige wordt aangeroepen tegen stuipen en andere kinderziektes. Hij staat vlak bij het monument voor de slachtoffers van beide wereldoorlogen.

Monument voor de gesneuvelden in beide Wereldoorlogen, achter de kerk van Wimmertingen

Gedenkteken voor de gesneuvelden van beide Wereldoorlogen, achter de kerk van Wimmertingen (Hasselt).

Schuin tegenover de kerk bevindt zich de Plas, een boerderij die na de Eerste Wereldoorlog deels in baksteen verbouwd werd. Hier baatte Antoon Mouling op het einde van de 19e eeuw een brouwerij uit. De naam van de brouwerij verwijst naar het regelmatig overstromen van de nabijgelegen Mombeek. In 1914 ontmantelden de Duitsers de brouwerij voor de koperen ketels. Op diezelfde plek kwam de Orde van het Heilig Graf zich omstreeks 1145 vestigen.

In 1955 werd in de Mombeek nog rivierkreeft gevangen. Op het einde van de 20e eeuw werd op deze beek een zuiveringsstation gebouwde. De pastorie dateert van 1839. In de buurt ligt een voormalige meisjesschool en een Lourdesgrot. Het oudste deel van het ontmoetingscentrum de Wimbert, van omstreeks 1873, was oorspronkelijk het woonhuis van het schoolhooft en een gemeentehuis. Daarachter lagen de leslokalen. In 1954 werd in een van de oude leslokalen de bibliotheek ondergebracht en in de tuin werd een nieuwe lagere gemeenteschool gebouwd. In 1976 ging de school dicht. Op het einde van de 20e eeuw werd het geheel omgevormd tot een ontmoetingscentrum. De bibliotheek werd opgeheven.

In Wimmertingen staan nog twee lemen woningen: eentje uit de 19e eeuw in L-vorm, typisch voor de zandleemstreek, en een in kwadraatvorm, deels uit de 18e eeuw. In de eerste woonde de familie Steyls aan het einde van de 19e eeuw, en in de laatste de familie Cuyckx en later de Groenendaels.

Een wandeling door de verwaarloosde dreef naar het kasteel van Henegauw toont de typische aanleg en ontwikkeling van de kasteelomgevingen op het einde van de 18e en in het begin van de 19e eeuw. Het kasteel ligt in het cuestalandschap, uniek in Hasselt: een steile helling, gevolgd door een minder sterke daling. Op Henegauw werd de steen gebakken die diende voor de vergroting van de kerk van Wimmertingen in 1899. Het goed bezat in de middeleeuwen een laathof. Omstreeks 1312 vestigde de mannelijke tak van de Orde van het Heilig Graf zich hier. De kanunniken bouwden hier een kapel in het begin van de 14e eeuw en vergrootten die tot kerk in de 16e eeuw. De tiendenschuur uit 1744 is nog in zeer goede staat. De heer van Mombeek wordt als tweede stichter van de Sint-Graforde beschouwd omdat hij in het begin van de 14e eeuw de tienden van Mombeek aan de orde schonk. Na 1600 had de orde geen mannelijke leden. De zusters namen het beheer van Henegauw over. In 1731 werden de priorijgebouwen verkocht aan particulieren.

Het kasteel van Mombeek, Wimmertingen (Hasselt)

Het neoclassicistische kasteel van Mombeek te Wimmertingen (Hasselt).

De Mombeekdreef leidt naar het neoclassicistische kasteel van Mombeek. Het is omgeven door een klein park en achterin liggen enkele vijvers. Links bevindt zich de boerderij van 1777 en aan de straatkant de schuur, waarvan sommige delen uit de 17e eeuw dateren. In de middeleeuwen droegen de heren van Mombeek die titel baandesheren van Hasselt. Zij voerden het bevel over de stedelijke militie en moesten ingrijpen als het geregelde leger de toestand niet meer meester kon. Verscheidene voruwelijke leden van de adellijke familie traden toe tot de cisterciënzerorde. Zo was Catharina de Mombeeck abdis van Herkenrode van 1702 tot 1725. De eerste bekende bewoners waren verwant aan de Loonse grafelijke familie. Afdalend richting Wimmertingen passeert men rechts een vijver van na de Tweede Wereldoorlog. De beemden in de vallei van de Mombeek dienden om het overstromingswater van de Mombeek op te vangen. Vandaar de hoge weg op de opgeworpen dijk, die de toegang naar de Mombeekmolen mogelijk maakte. De vroegere Mombeekmolen, nu een villa, stopte zijn activiteiten na de dood van de vorige eigenaar. Het imposante molenrad was al eerder verkocht en deed dienst op de Groenmolen in Alken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog produceerde de toenmalige eigenaar Ludovicus Van Briel hier elektriciteit voor het kasteel van Mombeek. In de middeleeuwen werd de loop van de Mombeek noordwaarts verlegd om een groter hoogteverschil te verkrijgen. Zo konden op relatief korte afstand meer watermolens geplaatst worden. Vandaar het bestaan van de oude en de nieuwe beek. In de beemden is bijzondere flora en fauna te vinden. Ook de nabijgelegen rietvelden zijn de moeite waard.

Dit moet je gezien hebben