Ons Land België
België - Het Romeinse RijkHet keizerrijk onder Caligula (37 tot 41 n.C.)
Gaius Caesar Augustus Germanicus (Antium, 31 augustus 12 - Rome, 24 januari 41), postuum bekend als Caligula, was van 37 tot 41 princeps van Rome. Caligula's jeugd was getekend door de intriges van de eerzuchtige Selanus. Na een hoopvol begin van zijn regering, begon hij zich na een periode van persoonlijke tegenslag meer en meer te gedragen als autocratisch heerser, waarbij hij zijn bevoegdheden onder meer aanwendde om in hoogverraadprocessen talrijke senatoren naar willekeur ter dood te veroordelen. Een geslaagde moordaanslag van de Praetoriaanse garde maakte een einde aan zijn schrikbewind, dat gevolgd werd door een damnatio memoriae door de senaat.
Daar de antieke bronnen Caligula haast eenstemmig als waanzinnige tiran beschrijven en talrijke schandaalverhalen over de persoon van de keizer de ronde deden, is hij in het bijzonder een tweede leven gaan leiden als onderwerp van literaire en populair-wetenschappelijke werken. In het recente historische onderzoek heeft men dit beeld echter bijgesteld.
Caligula is geboren op 31 augustus 12, waarschijnlijk in Antium, als zoon van Germanicus en Vipsania Agrippina maior, die hem denaam Gaius Iulius Caesar meegaven. Langs moederskant was hij een achterkleinzoon van Augustus en langs vaderskant achterkleinzoon van Augustus' vrouw Livia. Het cognomen Caligula, diminutief van het Latijnse caligae ("soldatenschoenen") is van de genagelde soldatensandalen van de legionairs (caligulae) afgeleid, die de Rijnlegioenen in klein formaat (vandaar het verkleinwoord) voor de meereizende zoon van hun opperbevelhebber Germanicus lieten vervaardigen. Overigens werd deze bijnaam in zijn eigen tijd zelden gebruikt, maar door latere historici is deze zo populair gemaakt dat de echte naam vrijwel niet meer gebruikt wordt. Caligula had zelf een afkeer van deze bijnaam uit zijn jeugd. Zijn naam (inclusief titels) was op het tijdstip van zijn dood voluit Gaius Caesar Germanicus Augustus, Pontifex Maximus, Tribunicia potestate IV, Consul IV, Imperator, Pater Patriae.
Caligula's kindertijd was ongelukkig. Zijn vader Germanicus stierf in Syria op 10 oktober 19 tijdens zijn rondreis in het oosten in aanwezigheid van zijn echtgenote en de zevenjarige Caligula. Germanicus sprak op zijn sterfbed de verdenking uit dat Gnaius Calpurnius Piso - die het hem de laatste maanden van zijn leven lastig had gemaakt - hem zou hebben vergiftigd. Agrippina eiste, ondanks dat Germanicus haar op het hart had gedrukt zich op de vlakte te houden, dat er een onderzoek zou worden ingesteld naar de dood van Germanicus en zelfs hield zij keizer Tiberius verantwoordelijk voor Germanicus' dood. Het hof van Tiberius werd toentertijd beheerst door intriges van de machtige praefectus praetorio Selanus, die naar het zich laat aanzien het plan had opgevat om de natuurlijke erfgenamen van Tiberius een voor een uit te schakelen om zelf Tiberius te kunnen opvolgen na diens dood. De dood van Drusus Iulius Caesar minor in 23, door Selanus' vrouw later als geplande gifmoord van Drusus' vrouw Livilla voorgesteld, kwam zeer gelegen. Selanus beschuldigde Caligula's moeder, Agrippina maior, ervan plannen voor een samenzwering te hebben. Toen Agrippina de keizer vroeg om te mogen hertrouwen, weigerde Tiberius haar dit stilzwijgend omdat een nieuwe echtgenoot voor Agrippina het hof mogelijk nog meer in opspraak zou kunnen brengen. Dit leidde tot de verbanning van Agrippina en Caligula's oudste broer Nero in 29 en beide overleden zij in ballingschap. Het jaar daarop werd onder soortgelijke omstandigheden de twee jaar oudere broer van Caligula, Drusus Julius Caesar, in de kerker geworpen, waar deze de hongerdood zou sterven. Caligula was nu de enige van het gezin van Germanicus die nog in leven was.
De voogdij over de jonge Caligula viel sinds 27 toe aan Tiberius' moeder en Augustus' weduwe, Livia. Na haar dood werd hij aan de zorg van zijn grootmoeder Antonia minor toevertrouwd. Waarschijnlijk om hem als oudste van de twee overgebleven mannelijke erfgenamen van Tiberius tegen moordaanslagen te beschermen, werd de jonge Caligula samen met zijn drie zusters in isolement opgevoed, waarbij hij een bijzondere band met zijn zuster Drusilla ontwikkelde. Dat Tiberius aan Caligula's regeringsbekwaamheid twijfelde en hem derhalve van het politieke leven uitsloot, is vermoedelijk een latere constructie, daar de bronnen anders over de algemene populariteit van de jongeman berichten: voorzichtigheid en intelligentie hadden de latere keizer de periode tot aan de dood van Selanus in 31 doen overleven en behoedden hem ook in latere jaren onder de constante vrees voor vermeende of reële samenzweringen. Omdat Caligula zo nauw met zijn zusters verbonden was, wat later leidde tot het tegen elkaar uitspelen van deze vrouwen in de propaganda, werd er ook gesuggereerd dat hij incest met zijn zusters zou hebben gepleegd. Om dynastieke redenen - kinderen uit huwelijken tussen nauwe verwanten waren niet ongewoon in de keizerlijke familie (zoals het huwelijk van Caligula's ouders zelf) - kan incest echter niet geheel worden uitgesloten.
Tiberius riep de jonge Caligula in 31 bij zich op Capri. Daar slaagde de jonge prins erin het vertrouwen van Tiberius te winnen. Suetonius stelt dat deze vertrouwensband op een gemeenschappelijke interesse voor folteringen en seksuele uitspattingen berustte, maar daarbij kan het heel goed om een tendentieuze passage van de op sensatie belustte biograaf gaan, die soortgelijke zaken ook aan andere principes toeschreef en die zowel Tiberius als Caligula niet erg hoog inschatte. Ook werd het gerucht overgeleverd dat Caligula of de praefectus praetorio Macro de zieke Tiberius met een kussen zou hebben verstikt, maar of dit op een historisch gegeven berust mag betwijfeld worden, niet alleen omdat bij de dood van heersers vaak geruchten over een onnatuurlijke dood de ronde doen, maar ook omdat de joodse schrijvers Philo en Flavius Josephus vermelden dat de bejaarde Tiberius een natuurlijke dood stierf.
Bij de dood van Tiberius op 16 maart 37 lag opvolging door Caligula voor de hand, anders dan bij de vaak wisselende opvolgingskandidaten onder keizer Augustus. Tiberius had weliswaar in zijn testament Caligula's neef, Tiberius Gemellus, tot mede-erfgenaam aangesteld, maar de senaat verklaarde het testament ongeldig, op initiatief van de praefectus praetorio en opvolger van Selanus, Macro. De door Augustus opgerichte Praetoriaanse garde met haar bevelhebbers had traditioneel een nauwe band met de princeps en Macro heeft mogelijk gehoopt dat hij de jonge princeps als marionet zou kunnen gebruiken. In ieder geval werd Caligula, vierentwintig jaar oud, op 18 maart 37 door de senaat tot imperator uitgeroepen. Twee dagen eerder, op de dag van Tiberius' dood, was hij al door de Praetorianen in Misenum uitgeroepen tot imperator. Na een feestelijke intocht te Rome droeg de senaat op 28 maart bijna alle staatsfuncties en privileges die Augustus en Tiberius in de loop der tijd in zich hadden weten te verenigen, over op Caligula. Tiberius Gemellus werd vervolgens door Caligula geadopteerd, waarmee Caligula hem compenseerde voor de gang van zaken rondom de opvolging, doordat hij hem zo de hoop op deelname aan de macht alsook op een latere opvolging als keizer bood.
Na de onrustige laatste regeringsjaren van Tiberius, met de mislukte staatsgreep van Selanus en de daarop volgende processen, waren de verwachtingen bij Caligula's regeringsaantreden hooggespannen, onder andere vanwege de populariteit van zijn vader Germanicus.
In de eerste maanden van zijn regering maakte Caligula zich bij de heersende klassen geliefd: hij besloot belastingsverminderingen in te voeren, schortte de onder Tiberius begonnen hoogverraadsprocessen op en liet de reeds verbannen senatoren terugkeren naar Rome. Ook met de uitwijzing van de spintriae (schandknapen) distantieerde hij zich van Tiberius, die van hun diensten zou hebben gebruikgemaakt. Onder de Praetoriaanse garde, de elitetroepen die dienden als keizerlijke lijfwacht, liet hij voor de eerste keer bij zijn aantreden een donativum (geldgeschenk) geven, waarmee hij zich verzekerde van hun gunst. De inwijding van de Tempel van divus Augustus (de vergoddelijkte Augustus) bij het begin van zijn regering stond bol van de symboliek, om de afstamming en verbondenheid met de eerste princeps tot uitdrukking te brengen. Deze regelingen kwamen de populariteit van de keizer ten goede, maar deden de schatkist serieus slinken. Duur waren ook de door Caligula georganiseerde luxueuze wagenrennen, dierenjacht en gladiatorenspelen, die tijdens zijn regeringsperiode wreder werden en daarmee aan de smaak van die tijd tegemoet kwamen; althans, bloedige gladiatorengevechten werden in de oudheid, voor zover men weet, niet of nauwelijks bekritiseerd. Vele gruweldaden van de princeps zijn in samenhang met spelen of publieke spektakels overgeleverd.
Mogelijkerwijs kreeg Caligula door zijn grote inspanningen na 6 maanden regering een zenuwinzinking en leed hij daarop aan een zware ziekte, die door de antieke auteurs in verband werd gebracht met een encefalitis ("hersenontsteking"). Suetonius spreekt hierover met de woorden: "Tot hier als ware over de princeps, het overige moet als over een monster verteld worden." Aan deze periodisering ligt een in de antieke biografie gebruikelijk verhaalmodel ten gronde, die het leven van mensen zoveel mogelijk in categorieën tracht op te delen. De eerste hoogverraadprocessen begonnen daadwerkelijk in de tijd na Caligula's genezing: de princeps liet zijn voormalige mede-erfgenaam en adoptiezoon Tiberius Gemellus, zijn schoonvader Silanus en de invloedrijke praefectus praetorio Macro op beschuldiging van samenzwering arresteren en tot zelfmoord dwingen. Daarmee stelde Caligula zijn heerschappij veilig en beschermde hij zich tegen een eventuele toenemende invloed van hun kant. In juni 38 werd de princeps opnieuw door het noodlot getroffen met de dood van zijn lievelingszus Julia Drusilla, voor wie hij tot eerbewijzen overging die in Rome slechts bij de dood van de meest vooraanstaande mannen gebruikelijk waren. Kort na deze dood huwde Caligula de voorname matrona Lollia Paulina, waarvan hij zich kort daarop liet scheiden om met een zekere Milonia Caesonia te trouwen, die van twijfelachtige afkomst was.
Na slechts vier jaar te hebben geregeerd vond Caligula de dood door de hand van leden van de Praetoriaanse Garde. De initiatiefnemer tot de samenzwering was de tribunus Cassius Chaerea, die door een deel van de senatoren en andere invloedrijke personen aan het hof werd gesteund en geholpen. Antieke beschrijvingen van iemands dood zijn gewoonlijk sterk gestileerd: volgens de antieke auteurs gebeurde de aanslag in de onderaardse corridor van een theater, waarbij Caligula als een soort van ritueel offer werd afgeslacht, om zo de personencultus van Caligula in een symbolische rollenomkering te vergelden.
Caligula werd vermoord nadat hij de senaat door een demonstratieve uitputting van de wettelijke mogelijkheden van het principaat had gebruuskeerd. Over de gronden en de precieze afloop van de samenzwering geeft Flavius Josephus het meest uitvoerige verslag. Over de chronologie van hetgeen eraan voorafging valt echter weinig met zekerheid te zeggen, daar de voorstelling van Suetonius voor deze periode ongeordend is en die van Lucius Cassius Dio deels verloren is gegaan en in de overgeleverde delen niet betrouwbaar zijn. Volgens deze laatste begon Caligula's radicale regeringswissel met een in de loop van het jaar 39 voor de senaat gehouden redevoering. De weergave van deze toespraak is hoogstwaarschijnlijk een herschepping van de geschiedschrijver, maar ook in onze andere bronnen wordt de breuk in de regering van Caligula roond het jaar 39 gesitueerd.
In 38 of 39 was er immers een financiële crisis geweest, want door Caligula's uitgaves voor politieke steun, zijn generositeit en extravagantie was de staatsschat uitgeput geraakt. Antieke auteurs stellen dat Caligula om aan geld te komen tegen bepaalde personen valse beschuldigingen uitte, hen beboette of zelfs liet doden om hun landgoederen in handen te krijgen. Bovendien vroeg Caligula het volk om geld te lenen aan de staat. Caligula hief belastingen op rechtszaken, huwelijken en prostitutie. Ook begon hij de levens van gladiatoren te veilen tijdens de spelen. Goederen die bij testament waren nagelaten aan Tiberius Gemellus werden nu geïnterpreteerd als zijnde nagelaten aan Caligula. Centurio's die door plundering rijkdommen hadden verworven, werden gedwongen hun buit aan de staat over te dragen. De curatores viarum werden beschuldigd van incompetentie en geldverduistering en gedwongen om geld terug te betalen.
Al snel na de moord op Caligula werd zijn nagedachtenis uitgewist. Was het na de dood van Tiberius al zo dat hier en daar standbeelden van de keizer neergehaald werden en gevraagd werd om ontering van zijn lijk, na Caligula's dood gingen in de Senaat zelfs stemmen op voor een collectief damnatio over alle voorgangers en het herstel van de republiek, al was de macht van de senaat op zichzelf niet toereikend om dergelijke verstrekkende maatregelen ook daadwerkelijk door te voeren. Caligula's opvolger Claudius liet tenslotte onder druk van de Senaat alle officiële besluiten van zijn voorganger ongeldig verklaren, geschriften over zijn regering vernietigen, standbeelden verwoesten en munten met de beeltenis van Caligula aan het geldverkeer onttrekken. Afzonderlijke archeologische vondsten, vooral afkomstig uit de provincies, waarop de naam van Caligula is uitgewist of waarbij standbeelden van hem zijn verminkt, lijken echter het gevolg te zijn van spontane, niet officieel georganiseerde acties. Een damnatio memoriae van Caligula kan dan ook niet worden vastgesteld en het lijkt erop dat Claudius - mede omdat het de moord op zijn neef betrof - geen precedent heeft willen scheppen.
Deze gebeurtenissen kunnen hun sporen hebben nagelaten in de manier waarop Caligula in de bronnen wordt afgeschilderd. Doordat het bericht van Tacitus over Caligula's regering verloren gegaan is, is naast de veel latere Cassius Dio en de summiere gegevens in Flavius Josephus de keizerbiografie van Suetonius de belangrijkste bron. Tot op ongeveer een derde van het Caligula-Vita van Suetonius, waarin vooral zijn jeugd en het begin van zijn regering wordt beschreven, is de beschrijving positief of neutraal van toon of betreft het gegevens die ook uit niet-literaire bronnen zijn vast te stellen (zoals politieke ambten). Uit de tweede helft van Caligula's regering bevat Suetonius' beschrijving hoofdzakelijk nog wandaden van de keizer. Suetonius sluit aan bij de senatoriale geschiedbeschouwing en zijn beschrijving blikt dan ook voornamelijk terug op de verhouding tussen Caligula en de senaat, terwijl nauwelijks naar voren komt hoe andere bestuursorganen hem waardeerden. De biografie draagt duidelijk sporen van de ideologie van de adoptiefkeizers, die zich wilden distantiëren van de keizers uit de Julisch-Claudische dynastie, met uitzondering van Augustus. Als keizerlijk archivaris had Suetonius toegang tot documenten uit de regering van Caligula, maar hij geeft nauwelijks inzicht in de herkomst, historiciteit of tendens van zijn bronnen. Verschillende zaken die Suetonius vermeldt, komen naar hedendaagse opvattingen over als irrelevant. Suetonius' beschrijving, vooral met betrekking tot de willekeurige gewelddadigheden tegen senatoren, worden bevestigd door Josephus, die schreef in de tijd van de Flavische dynastie.