Ons Land België
België - Het Romeinse RijkHerstel van het Romeinse Rijk (268 tot 284 n.C.)
Een keerpunt voor Rome was de overwinning die keizer Claudius II Gothicus in 268 in de Slag bij Naissus, het huidige Nis in Servië, behaalde tegen een grote Gotische invasiemacht. In de volgende twee jaren tot aan zijn dood in 270 overwon hij de Alamanni bij het Gardameer en heroverde hij Hispania en Oost-Gallië op het Gallo-Romeinse Rijk. Op zijn dood volgde een korte burgeroorlog, waarin zijn broer het onderspit delfde tegen Aurelianus, de man die bij Naissus het commando had gevoerd over de cavalerie. Deze keizer zette de restauratie van het keizerrijk voort en wist de Alamannen, na een aanvankelijke nederlaag bij Piacenza, in 272 in de buurt van Pavia opnieuw te verslaan.
Aurelianus voerde het keizerrijk ook tijdens het tweede deel van zijn bewind (270-275) naar een serie overwinningen op achtereenvolgens de Vandalen, de Visigothen, het Palmyreense rijk van koningin Zebobia, de Sassaniden, en veroverde tenslotte de restanten van het Gallo-Romeinse Rijk. Aan het eind van 274 was het Romeinse Rijk weer herenigd. Voor de komende eeuw zou het Romeinse Rijk min of meer veilig zijn voor externe vijanden; de schade was echter enorm. Vooral in het westen van het rijk waren tientallen steden geruïneerd, hun bevolking uiteengeslagen, maar wat erger was, door de ineenstorting van het economische systeem konden deze steden niet worden herbouwd. Ook had het zelfvertrouwen, met name door de invallen van de Alamannen, een geduchte knauw gekregen, getuige het feit dat men het na 270 nodig vond om voor het eerst in eeuwen alle grote steden, waaronder Rome zelf, van dikke stenen muren te voorzien.
Hoewel Aurelianus een belangrijke rol had gespeeld in het veiligstellen van de grenzen van het keizerrijk tegen bedreigingen van buitenaf, bleven de meer fundamentele problemen, die aanvankelijk tot de crisis hadden geleid, bestaan. In het bijzonder was de opvolging van de keizer in het Romeinse Rijk nooit goed geregeld, wat voortdurend tot burgeroorlogen leidde, wanneer elkaar bestrijdende partijen hun eigen kandidaten naar voren schoven, met name het leger en de senaat, naast andere partijen. Een ander probleem was de omvang van het keizerrijk, die het voor een enkele autocratische heerser moeilijk maakte om meerdere, gelijktijdige dreigingen het hoofd te bieden. Al deze problemen werden radicaal aangepakt door Diocletianus, die zo het keizerrijk de gelegenheid gaf om in het Westen nog meer dan honderd jaar en in het Oosten nog duizend jaar te bestaan.
De Keizers tijdens deze herstelperiode waren: